GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1976 - pagina 452

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1976 - pagina 452

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

nl magazine 10

Geneeskunde en medische macht hebben van medische ethiek niets te vrezen; ook niets te hopen

medische macht van de medische ethiek niets te vrezen, maar ook niets te hopen.

Tegendeel 2. Als tweede keerzijde van de medische macht moet haar onmacht worden genoemd. In toenemende mate komt de geneeskunde in aanraking met klachten die optreden in het krachtenveld waarin de relatie van de klager met zijn wereld zich afspeelt. De geneeskunde beperkt zich methodisch tot de kennis van het menselijk lichaam. Dientengevolge staat, in het sociale krachtenveld, haar deskundigheid buiten spel. Dat wil niet zeggen dat het lichaam onbewogen blijft onder de ontregelingen die zich in het sociale krachtenveld afspelen. Het antwoordt met ontregelingen en afwijkingen die door de diagnostiek zijn te registreren. Als de therapie er in slaagt die lichamelijke ontregelingen op te heffen dan blijkt uit het recidief (= weer ziek worden) de syndroomverschuiving of de behoefte aan voortdurende sedering (= kalmering) door middel van tranquillizers dat zij symptomatisch, palliatief (= verzachtend) heeft gewerkt. Niet alleen heeft de medische macht haar doel niet bereikt, zij staat tevens de herkenning van de prioriteit van de sociale ontregeling in de weg en blokkeert een doelmatige aanpak van de klacht. In deze gevallen staat het toepassen van de medische macht de doelstelling van de geneeskunde in de weg: zij bereikt het tegendeel.

Kritiek De impasse die de medische onmacht oproept blijft evenmin onopgemerkt. Aan de grens van de medische macht, daar waar haar onmacht manifest wordt, ontmoet de geneeskunde de mens-, maatschappij- of gedragswetenschappen. Die wetenschappen bewegen zich in het sociale krachtenveld van de relaties tussen de mensen en hun wereld. Zij zijn kritisch ingesteld. Zij leveren niet alleen kritiek, zij leven van kritiek. Wel te verstaan: van kritiek op anderen. Ook de arts krijgt de volle laag. De kritiek richt zich op en laat nauwelijks iets heel van zijn praktijkvoering, zijn sociale rol, zijn honorering, zijn autoritaire instelling en wat dies meer zij. Hier en daar roept ook zijn deskundigheid verdenking en kritiek op. Des

te opvallender is het dat deze kritiek, hoe ongeremd ook, halt houdt voor de geneeskunde zelf. Zelfs kritiek op de overwegend technische instelling van de medische wetenschap gaat niet zover dat zij door de kritiek wordt afgewezen. De geneeskunde en haar macht hebben ook van kritiek niets te vrezen, maar ook niets te hopen.

Orde op zaken In tegenstelling tot de zekerheid die haar macht uitstraalt, zo vervolgde dr. Metz in zijn openbare les, wordt de geneeskunde geteisterd door praktische en principiële onzekerheden. Ze lijkt op een machtige oceaanstomer, voortgestuwd door krachtige machines, van alle luxe voorzien, maar met een defect compas en een absurd klein roer. Het schip heeft een hoge snelheid maar zijn koers is niet uitgezet, het is onzeker welke havens het zal aandoen en zijn bestemming hangt in de lucht." „Het is dan ook hoog tijd", zo zei dr. Metz, „dat de geneeskunde orde op zaken stelt. Daartoe zal ze haar grondslagen, haar vooronderstellingen, haar methode, haar object, haar toepassing alsmede haar doelstelling kritisch moeten toetsen." De geneeskundige die zich zou zetten aan zulke grondslagen-onderzoek beoefent de geneeskunde in optima forma. Hij beoefent haar als vakfilosoof. Het ideaalbeeld van arts-filosoof, dat voluit werd aangehangen door Hippocrates, werd in de loop van de geschiedenis verdrongen door de arts natuurwetenschapper als ideale combinatie. De moderne arts, aldus dr. Metz, „laat zich niet met filosofie in. Hij bedrijft research. Hij past de resultaten van die research toe. Hij is de ingenieur van het lichaam. Onze tijd beleeft de bloei van dit ideaal-type. Hij is de schepper en de drager van de medische macht. Hij heeft nauwelijks nog iets gemeen met het ideaaltype van Hippocrates waarvan de vakfilosoof een verre nazaat is." Dr. Metz zette aan de hand van een uitspraak van prof. dr. C. A. van Peursen („zonder filosofie is de wetenschap blind, zonder wetenschap is de filosoof leeg") uiteen hoe de geneeskunde zich steeds meer is gaan oriënteren op de dood en Wind is geworden voor het leven. „Als zij door haar oriëntering op en haar kennis van de dood in staat blijkt hem de voet dwars te zetten.

dan dient zij indirect het leven, dat zij methodisch ontkent en verwerpt. De geneeskunde wordt niet tot bedreiging alleen door een onjuiste toepassing van haar macht, het is haar oriëntering op de dood die iedere diagnostische en therapeutische ingreep, hoe onschuldig ook tot een potentiële bedreiging maakt. Want ook zonder dat arts of patiënt het beseft vindt bij ieder consult een omzetting plaats van het levende lichaam in het kadaver en komt het leven onder het beslag van de dood." (...) „De bedreiging die daaruit ontstaat is niet af te wenden door het opstellen van een medischethische gedragscode. Zij kan ook niet worden weggenomen door de geneeskunde aan te vullen met inzichten uit de menswetenschappen of de filosofie. Want de menswetenschappen lijden aan hetzelfde euvel als de geneeskunde en de filosofie is, naar haar eigen zeggen, leeg. Een geneeskunde van het leven moet opnieuw leren zien. Zij moet haar kennis van de dood als blindheid onderkennen en haar ogen opslaan, opheffen, om het leven „op heterdaad" te betrappen. Daartoe moet zij uit de wetenschappelijke werkelijkheid terugkeren tot de ervaringswereld. Dat is geen teken van onwetenschappelijkheid, geen teken van zwakte. Kant, toch niet de eerste de beste, schreef: „Er ia geen twijfel mogelijk dat al onze kennis aan de ervaring ontspringt." Om daarop direct te laten volgen dat de ervaring de onuitputtelijke bron blijft voor de vernieuwing van kennis en inzicht.

Ervaring De ervaringswerkelijkheid komt niet in zicht tenzij zich in en aan de wetenschapper een radicale verandering heeft voltrokken. Die verandering houdt onder andere het volgende in: de wetenschapper zet de (voor)oordelen die uit de wetenschappelijke werkelijkheid stammen tussen haakjes: hij geeft zijn autonome positie buiten en tegenover de ervaringswerkelijkheid prijs: hij aanvaardt dat hij deel heeft aan de ervaringswerkelijkheid, erin participeert en haar mede bepaalt: hij laat zich door de ervaringswerkelijkheid leiden: hij onttroont het verstand en het abstracte denken: hij vertrouwt „blindelings" op zijn zintuigen waarbij hij vooralsnog aan het horen een grotere plaats in-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976

VU-Magazine | 487 Pagina's

VU Magazine 1976 - pagina 452

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976

VU-Magazine | 487 Pagina's