GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1976 - pagina 6

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1976 - pagina 6

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

iZI magazine 4

Wetenschap als menselijke bezigheid College aan eerstejaars-studenten van prof. dr. C. C. Jonker '

1

| M a ^

i....,i.iiMi,,»,.,, ^

In het decembernummer werd een eerste fragment afgedrukt van het college „Algemene vorming: encyclopedie", dat werd gegeven door prof. dr. C. C. Jonker aan eerstejaars studenten natuurkunde en scheikunde. Hij behandelde toen onder meer de vraag of wetenschappers voldoende zijn voorbereid op de vragen uit de praktijk. Prof. Jonker zette tevens uiteen hoe de Vrije Universiteit bij het zoeken naar een antwoord op dit soort vragen van meet af aan een eigen weg is gegaan. In het fragment dat voor deze maand werd gekozen, geeft prof. Jonker een overzicht van de opvattingen die in verschillende tijdperken omtrent de universiteit werden gekoesterd. Ook hierin neemt de VU een aparte plaats in.

Aan een universiteit kun je bij één instelling haast alles watje interesseert studeren. Dit onderscheidt, afgezien van het reeds besproken samengaan van onderwijs en onderzoek, de universiteit van de meeste HBO-opleidingen. Deze laatste zijn vakscholen die voor een beroep opleiden en zijn daardoor meer op de praktijk gericht. Deze scholen hebben dus een andere doelstelling en een andere functie in de maatschappij. Dit betekent dat ze naast en niet noodzakelijk onder de universiteiten staan, daar het niveau van de vakkennis vergelijkbaar kan zijn. Aan de universiteit is er een enorme differentiatie in vakken die via een lange geschiedenis tot stand gekomen is. Enkele trekken van die geschiedenis zijn voor ons doel van belang: De overdracht van kennis in een leermeester-leerling verhouding is zo oud als de mensheid. Het kwam in de oudheid voor in de filosofie (Plato en Aristoteles), in de kunsten (muziek, beeldhouwkunst, dichtkunst) en in de ambachten. Er

waren in de oudheid wel scholen, maar meestal rondom één leermeester. Samenvoeging van bestaande scholen en de oprichting van kloosterscholen door de zgn. studerende orden (dominicanen en franciscanen) leidt in de 12e en 13e eeuw tot het stichten van de eerste universiteiten: Parijs (1150); Oxford (1168); tot 1300 in Europa 15 stuks, tot 1500: 80 stuks. Deze ,,snelle" opkomst van de universiteiten hangt nauw samen met de bloei van een allesomvattende, evenwichtig samengestelde synthese van natuurlijk (de rede) en bovennatuurlijk weten (openbaring): de scholastiek met als bekendste naam Thomas van Aquino (1225-1274). In een lange en grondige opleiding werd men getraind in dit geheel van kennis en kunde. Omstreeks 1600 werden ,,nieuwe" universiteiten opgericht die nieuw waren omdat ze werden gesticht vanuit het ideaal van de universaliteit van de wetenschap. Het alles overkoepelend gezag van de Aristotelisch Thomistische wijsbegeerte viel door de Reformatie en de opkomst van de Renaissance wegen de afzonderlijke wetenschappen, met name de natuurwetenschappen, kregen een zekere zelfstandigheid. Er was nog een nauwe band met een grote invloed van de theologie, maar naast de rede en de openbaring, die deductief gebruikt werden, kwam de op

inductie berustende ervaring van de natuurwetenschappen als onafhankelijk kennisbron zijn deel opeisen. Dit was dynamiet onder de scholastische eenheid en men stelde alles in het werk om de eenheid, onder het ideaal van de universele, voor heel de wereld geldende wetenschap, te bewaren. De inleiding in de logica, die voor alle vakken dezelfde is, de college's in de nauw met de logica verbonden wiskunde en de filosofie (m.n. de encyclopedie) worden gebruikt om de samenhang en het overzicht over het geheel te bewaren.

„Verlichting" De volgende stap in deze ontwikkeling is niet zo duidelijk als vernieuwing te constateren maar manifesteert zich geleidelijk aan in de volgende eeuwen via vele grote figuren zoals Descartes (1596-1650), Leibnitz (1646-1716) en Locke (1632-1704). Deze lijn vindt zijn hoogtepunt in Kant (1724-1804) en wordt aangeduid met de (18e eeuwse) ., Verlichting". Deze wil de rede en de ervaring alleen overhouden als kenbronnen en de openbaring uit het bovengenoemde drietal verwijderen. Dit blijkt een langzaam proces te zijn dat tot ver in de 19e eeuw doorloopt. ,,De wetenschap en dus de universiteit moest uit de armen van godsdienst en wereldbe-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976

VU-Magazine | 487 Pagina's

VU Magazine 1976 - pagina 6

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976

VU-Magazine | 487 Pagina's