GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1976 - pagina 156

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1976 - pagina 156

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

\ffl magazine 22

reacties van critici uit landen waar de armoede het primaire probleem is, waren onweerlegbaar. Voortgezette en toenemende economische groei is voor arme landen de enige uitweg om de massale armoede te bestrijden." Contacten heeft prof. Linnemann met vertegenwoordigers van de „Derde Wereld" gehad over deze problematiek, al was 't minder dan hij had gewild. Hij omschrijft veler houding als ,,Het zal ons een zorg zijn. Wij kunnen ons gewoon de luxe niet permitteren om na te denken wat er gebeuren moet voor over 100, 200 jaar. „Zij moeten denken aan wat over vijfjaar, volgend jaar, zo niet al: morgen. Dominerend was de reactie: voorlopig zijn dat onze problemen niet; daarom interesseert het ons voorlopig ook niet Dat heeft overigens niet iedereen gedaan. Ik denk b. v. aan mensen als Parmar, die toch wel waardering toonde voor het werk van de Club van Rome." Van Parmar is echter ook het volgende citaat: „ D e grondoorzaak van de milieu en ecologische problematiek ligt in de productie- en consumptiepatronen van de welvaartslanden. Tot nu toe is weinig te merken van georganiseerde inspanningen om deze patronen te wijzigen. Van landen die met armoede worstelen, moet men niet verwachten dat zij zich bekommerd zullen tonen over de problemen van de welvarende naties, die nalaten de noodzakelijke interne maatregelen te nemen". De VU-werkgroep valt in grote trekken deze stemmen uit dederdewereldbij. „Dedringende noodzaak om de economische groei en de technologie te reguleren en beide duidelijk ais een middel ten dienste van de kwaliteit van het leven te hanteren, is iets dat de Westerse en de socialistische rijke landen gemeen hebben. De situatie in de landen van de Derde Wereld (de ontwikkelingsregio's) is een totaal andere. Zolang een groot deel van de bevolking in deze landen gevaarlijk dichtbij of zelfs onder het minimumniveau van de noodzakelijke materiële levensbehoeften leeft, zijn de discussies over de kwaliteitvan het leven in de rijke landen voor hen irrelevant. Veel bewoners van de Derde Wereld achten deze discussies een belediging voor hen die voor het pure minimum vechten, terwijl de rijken — egocentrisch en hoewel zij lijden aan een teveel — toch uitsluitend plannen maken om het verworven niveau te handhaven." Nog 'n paar citaten:

„ W a t betreft de toenemende samenwerking door investeringen, door handel en op het gebied van wetenschap en technologie tussen alle geïndustrialiseerde landen (Oost en West), is het nog een open vraag of deze ten koste van de arme landen zal gaan of in hun voordeel uit zal werken. Maar hoe dat ook zij, vele waarnemers in de arme landen ervaren de toestand als een uitbuiting door de rijke landen. Zij stellen dat er een direct verband bestaat tussen de vicieuze cirkel van de expansie en die van de armoede, dat de eerste een hoofdoorzaak van de laatste is en deze bestendigt. Deze mening raakt meer en meer verspreid. Dat zij niet langer uitsluitend in niet-off iciële kringen aangehangen wordt vormt daarvoor een bewijs. Onlangs heeft de groep ontwikkelingslanden dit standpunt in de Verenigde Naties kenbaar gemaakt ten aanzien van een reeks van zaken zoals bevolking, voedsel en grondstoffen." „De rijkedominerende landen hebben de neiging om hun eigenbelang in alomvattende theorieën te vertalen. Dat wat ais welzijn voor allen voorgesteld wordt zou in werkelijkheid w e l eens de voorspoed van de sterken kunnen betekenen. Een goed voorbeeld daarvan is te vinden in de theorieën over de internationale handel en kapitaalsstromen. Deze theorieën beweren dat het ruilproces aan alle deelnemers winst oplevert, dat handel wederkerigheid betekent en onderlinge onafhankelijkheid betekent. De werkelijkheid is echter dat internationale economische banden tussen de ontwikkelde en de ontwikkelingslanden als een „groeimotor" voor de eerste en een middel tot beroving van de laatste hebben gediend. Deze omschrijving geldt niet alleen voor de koloniale periode, maar evenzeer voor onze tijd."

Produktie-Stelsel Wat vindt prof. Linnemann van kritiek, zoals geuit door prof. Boeker in VU-magazine jan. '76. „De verontrusting van de Club van Rome ademt de geest van: als we te weinig grondstoffen hebben dan kunnen we ons productiestelsel niethandhaven"? „Ik weet het niet. Ik zou niet durven ontkennen dat dat vermoedelijk bij een aantal mensen van de Club van Rome wel degelijk een rol speelt. Aan de andere kant

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976

VU-Magazine | 487 Pagina's

VU Magazine 1976 - pagina 156

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976

VU-Magazine | 487 Pagina's