GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1976 - pagina 241

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1976 - pagina 241

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

t ^ magaüne 19 wet op het middelbaar onderwijs van 1863 van Thorbecke, die heel duidelijk — en ook bedoeld — een verbetering bracht in de intellectuele vermogens en praktische vaardigheden van mensen. Thorbecke zelf zei, in het slot van zijn rede in de Eerste Kamer bij behandeling van deze wet op het middelbaar onderwijs: „Wij gaan. mijne lieren, een grote en blijvende weldaad aan het land bewijzen. Wij gaan krachten en instellingen in het leven roepen die het intellectuele en praktische voortbrengend vermogen van de kern des volks moeten verhogen". Een bewuste beleidsdaad om te komen tot maatschappelijke ontwikkelingen. De leerplicht en de opvoering van de leerplicht in de achter ons liggende jaren is een duidelijk voorbeeld van een bewuste beleidsdaad om daarmee het niveau van kennis en vaardigheid van grote groepen, soms achterblijvende groepen, te kunnen verstevigen De mammoetwet met de motivering die daaraan ten grondslag lag om doorstroming te bevorderen; meer kansen te openen voor kinderen om te kunnen deelnemen aan verschillende onderwijs-typen, is een duidelijke reactie van een bewuste beleidsdaad om door middel van veranderingen in het onderwijsstelsel, maatschappelijke ontwikkelingen voor een deel te initiëren, vooreen ander deel te versnellen en te verstevigen.

Handenarbeid en handwerken Een klein voorbeeld: het amendement van mevrouw Smit/Kroes bij de behandeling van de lager onderwijsw e t waarbij ze zeer terecht de tot dan toe bestaande bepaling dat jongens handenarbeid moesten doen en meisje praktisch handwerken eruit gehaald heeft. Een zeer bewuste beleidsdaad, gericht op gewenste maatschappelijke ontwikkelingen. Onderwijs en maatschappelijke ontwikkelingen hebben dus in feite met elkaar te maken; hebben ook in de vorm van bewuste beleidsdaden met elkaar te maken en vele ministers van onderwijs en wetenschappen, vele kabinetten zijn zich dat terdege bewust geweest. Trouwens: niet alleen kabinetten. Ik heb al eens eerder het citaat aangehaald uit het boekje van Wiegel „Een partijtje libre", waar hij stelt — ik parafraseer — dat het onderwijs het breekijzer moet zijn om de samenleving te veranderen. De constatering dat onderwijs en maatschappelijke ontwikkelingen veel met elkaar te maken hebben, verplicht ons in ieder geval om ons met die samenhang bezig te houden, als w e onderwijsbeleid voeren of als w e onderwijsgeven.

Beleid en school zelf Dan rijst de vraag: is het nu ook een taak van het onderwijsbeleid: een opdracht om bij te dragen aan die maatschappelijke ontwikkelingen? Ik meen, dat het vanwege de nauwe samenhang die in feite kan worden geconstateerd, inderdaad een taak is, om je bij het maken van onderwijsbeleid en bij het geven van onderwijs, uitdrukkelijk bezig te houden met de vraag, wat dat betekent; hoe ik dat moet zien in het perspectief van de maatschappelijke ontwikkelingen, waar ik voor sta. Er moet, vind ik, bij het beantwoorden van die vraag wel onderscheid worden gemaakt tussen het onderwijsbeleid en de school zelf. Wat het onderwijsbeleid betreft (ik denk nu met name aan het nationale overheidsbeleid de voornaamste sector waarin beleid wordt gevoerd omdat het locale onderwijsbeleid in Nederland een beperkte omvang heeft) lijdt het voor mij geen twijfel, dat het onderwijsbeleid net als alle andere sectoren van het maatschappelijk leven waarover w e beleid voeren: sociale economie, arbeidsvoorwaarden-problematiek, economische structuur, volksgezondheid, mi-

lieu, als onderdeel van het totale kabinetsbeleid, te maken heeft met de politiek-maatschappelijke keuzen van waar uit z o n kabinet werkt: met de maatschappelijke doelstellingen waarvoor zo'n kabinet door de kiezers is neergezet. Er moeten, ook op het terrein van onderwijs prioriteiten worden gesteld, keuzen worden gemaakt van wat je méér, van wat je minder gaat doen. Er moeten oplossingen worden gegeven voor vragen als bij voorbeeld de opvang van toenemende aantallen studenten, leerlingen, de verhouding van onderwijs tot de arbeidsmarkt; de functie van het onderwijs; de kansen op deelname aan onderwijsvoorzieningen van tal van sociale en economische groeperingen; de betekenis van onderwijs voor zaken alsdemocratisering van de samenleving, de emancipatie.

Grote terughoudendheid Dat soort zaken vragen om oplossingen, vragen om politieke keuzen, maatschappelijke keuzen die uiteraard als onderdeel van een kabinetsbeleid moeten worden beschouwd in het geheel van doelstellingen dat z o n kabinet zich voor ogen stelt. Op dat soort terreinen heeft een overheid haar keuzen te bepalen. Uiteraard met het oog op de maatschappelijke ontwikkelingen die die overheid voor ogen staan en die die overheid in opdracht van de kiezers nastreeft. Wel zeg ik er nadrukkelijk bij, dat op dit beleidsterrein grote terughoudendheid met betrekking tot de inhoud van het onderwijs in acht moet worden genomen. Overigens is ook dat een beleidskeuze, die in verband staat met een gewenste maatschappelijke ontwikkeling naar de mogelijkheid van vrije ontplooiing, van meer mondigheid van mensen zelf. Die beleidskeuze op grond van een maatschappelijke ontwikkeling verdraagt zich niet, staat tegenover staatspedagogiek; staat tegenover indoctrinatie. Ze eist van de overheid veel zorg voor deugdelijkheid van het onderwijs, doelmatigheid van het onderwijs voor verdelende rechtvaardigheid, voor het opnemen van kansen van een hele grote groep mensen. Deze beleidskeuzen komen in ons beleid tot uitdrukking in bij voorbeeld het onderwijsstimuleringsbeleid; in bij voorbeeld de aandacht voor de ontwikkeling in het lager beroepsonderwijs, in bij voorbeeld de aandacht voor het openschool-werk en bij voorbeeld ook — ik zeg dat met graagte hier — indewet-herstructurering

Waarom lacht leraar? Voor wat de school zelf betreft, haar taak en opdracht, vind ik dat die zich bewust moet zijn van haar maatschappelijke invloed en haar maatschappelijke betekenis. Want die hééft de school in feite, bewust, maar ook voor een deel onbewust. Ik heb w e i eens gezegd: in de vraag waarom de leraar lacht en waarom niet; waarvoor hij bestraft en wanneer; hoe hij aankijkt tegen de Surinamer in z'n klas; hoe hij aankijkt tegen het meisje dat wat meer belangstelling heeft voor techniek, drukken zich waarden, opvattingen en overtuigingen uit van z o n docent. Ze zijn van invloed op de manier waarom kinderen tegen de samenleving aankijken. In welke richting de school en de docent dat uitwerken, in welk perspectief en uit welke visie op mens en samenleving ze dat vorm geven, moet nadrukkelijk die school zélf weten, in nauwe verbondenheid met de ouders, zeker voor wat de jongere kinderen betreft en in nauwe verbondenheid met de leerlingen wanneer het om ouderen gaat. De school moet dat doen, vind ik, zich bewust van het feit dat ze kinderen opleidt voor een samenleving waarin heei wat meer dan alleen technisch-produktieve vaardigheid van ze gevraagd zal worden. Ik meen, dat de school zelf

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976

VU-Magazine | 487 Pagina's

VU Magazine 1976 - pagina 241

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976

VU-Magazine | 487 Pagina's