VU Magazine 1977 - pagina 6

magazine 4 Motie-Van Baars

(23 voor, 17 tegen) De Universiteitsraad van de Vrije Universiteit, in vergadering bijeen op dinsdag 14 december 1976. gelezen het advies van de werkgroep doelstelling vervat in stuk 62768;

gehoordkonstaterende de discussie in de raad terzake; dal de Vereniging voor wetenschappelijk onderwijs op gereformeerde grondslag, waarvan de Vrije Universiteit uitgaat, de volgende grondslag heeft: ,,De Vereniging staat voor alle arbeid, welke van haar uitgaat (met name voor het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek dat aan de Vrije Universiteit plaatsvindt), op de grondslag van het Evangelie van Jezus Christus, dat naar de openbaring in de Heilige Schrift de mens in zijn gehele leven roept tot de dienst en verheerlijking van de ene God, Vader, Zoon en Heilige Geest, en daarin tot dienst aan de medemens" (artikel 2 lid 1 Statuten); dat de Vrije Universiteit krachtens haar doelstelling, overeenkomstig de grondslag der Vereniging, al haar arbeid in gehoorzaamheid aan het Evangelie van Jezus Christus wil richten op het dienen van God en Zijn wereld (artikel 1.3.1 Regelen); dat op grond van de doelstelling van allen die tot de universitaire gemeenschap behoren, wordt vjerwacht dat zij naar hun vermogen in de geest van deze doelstelling te werk gaan in het bestuur en beheer, de beoefening der wetenschap, het onderwijs, de vorming der studenten, de onderlinge verhoudingen in de universiteit en het persoonlijk en gemeenschappelijk optreden naar buiten (artikel 1,3.2. Regelen); overwegende dat de doelstelling in verband met het voorafgaande op de bestuursorganen en de leden daarvan een bijzondere verantwoordelijkheid legt; dat daarom voor het heden van een ieder die tot de Universiteitsraad toetreedt een schriftelijke verklaring verwacht wordt dat hij/zij instemt met de doelstelling danwe! bekend is met de doelstelling, alsmede dat hij/zij bereid is om naar vermogen in de geest van deze doelstelling te werk te gaan in het besturen (artikel 1.5.4 Regelen); spreekt uit

1. dat onverenigbaar met de doelstelling is elke stellingname die geen ruimte laat voor de gehoorzaamheid aan het Evangelie van Jezus Christus; 2. dat van een ieder die de persoonlijke verklaring als omschreven in de tweede overweging aflegt wordt verondersteld dat hij/zij een zodanig vermogen bezit en dat hij/zij zich er van bewust is dat deze verklaring de volle inzet van zijn/haar persoon vraagt om aan de inhoud daarvan gestalte te geven; 3. dat ieder, die cfe in de tweede overweging genoemde verklaring heeft afgelegd, daarop persoonlijk aanspreekbaar is en zal zijn; 4. dat het noodzakelijk is dat het Bestuur der Vereniging, het College van Bestuur en de Universiteitsraad zich — ieder voor zich en alle gezamenlijk — verantwoordelijk weten voor het funktioneren van de bereidverklaring; en nodigt het Moderamen uit om, met inachtneming van het bovenstaan-

de, in overleg te treden met het Bestuur der Vereniging en het College van Bestuur om te bevorderen dat er vóór 1 juni 1977 voorstellen aan de Universiteitsraad komen om vorm en inhoud van de aanspreekbaarheid op de bereidverklaring van leden van de Universiteitsraad nader te regelen; en konkludeert daarom dat er met betrekking tot de doelstelling naast de verplichting om de verklaring als bedoeld in de tweede overweging te ondertekenen — door welke ondertekening men zich aanspreekbaar verklaart als boven omschreven — geen andere voorwaarden behoeven te worden gesteld aan degene die zich kandidaat stelt voor de Universiteitsraad. 14 december 1976 J. van Baars, H. Verheul, T. Vroon, G. R. Bruggraaff, G. van Dijk, L. K. A. Eisenga, J. Elema, T. S. Glastra, C. Houtman, H. W. Jansen, B. L. de Jong, J. Knol, E. Kooiman, M. E. Kramer — Van der Zee, H. Mulder, J. den Ouden, H. A. van Ramshorst, P. Sluis, K. R. Veenhof Motie-Hetebrij (23 voor, 11 tegen, 6 onthoudingen) De Universiteitsraad van de Vrije Universiteit, in vergadering bijeen op 14 december 1976, gelezen het advies van de werkgroep doelstelling vervat in stuk 62768; overwegende dat de Vrije Universiteit al haar arbeid in gehoorzaamheid aan het Evangelie van Jezus Christus wil richten op het dienen van God en Zij n wereld; dat dit dienen ook het besturen der Universiteit moet doordringen en beheersen; dat van iemand die zich bereid verklaart om naar vermogen in de geest van de doelstelling der Universiteit te werk te gaan (dus de bereidverklaring aflegt) mag worden verondersteld dat hij zich metterdaad gebonden acht aan de verwachting zoals verwoord in artikel 1.3.2 van de Regelen; en dat iemand aanspreekbaar blijft op zijn verklaringen; spreekt uit dat naast een bereidverklaring (om naar vermogen in de geest van de doelstelling te werk te gaan in het bestuurswerk) en een bewilligingsverklaring (dat de kandidaat een eventuele verkiezing zal aanvaarden) geen andere voorwaarden behoeven te worden gesteld aan de kandidaatstelling voor de Universiteitsraad en andere nader te bepalen bestuursorganen; en nodigt de Werkgroep Doelstelling uit om in overleg te treden met het Bestuur der Vereniging en het College van Bestuur om te bevorderen dat, op positieve wijze, echter niet door reglementering, nader vorm en inhoud wordt gegeven aan de aanspreekbaarheid op de bereidverklaring van leden van de Universiteitsraad. M. Hetebrij, J. Bijlenga, H. J. van Alphen, J. W. Mekking, A. O. Kouwenhoven, E. M. .J. Braams, H. Wesseling, F. A. Hijmans

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen