GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1977 - pagina 371

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1977 - pagina 371

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mr. J. E. Doek

Kinderbescherming: Actiegroepen deden beiangrijic werk De Raden voor de Kinderbescherming (er zijn er in Nederland net zoveel ais er rechtbanken zijn: negentien) vormen samen de grootste organisatie van maatschappelijk werk. Per jaar komen naar schatting zo'n drieduizend kinderen met de Raad in aanraking, dat wil zeggen, dat in die gevallen aan de rechtbank een „maatregel" wordt gevraagd. Die kan inhouden, dat ouders geheel of gedeeltelijk van hun ouderlijke macht worden ontheven of daar uit worden ontzet. Voor de kinderen wordt een pleeggezin gezocht of ze worden in een tehuis geplaatst. In totaal verblijven ongeveer 10.000 kinderbeschermingskinderen in tehuizen. Daarnaast hebben de Raden in principe ook te maken met adopties (12 a 1300 per jaar) en met echtscheidingen waarbij kinderen zijn betrokken (dat zijn er ± 25.000 per jaar). In de gevallen waarin de ouders zelf tot een regeling zijn gekomen echter, plegen de raden van bemoeienis af te zien.

Per jaar kost het kinderbeschermingswerk (dat wil zeggen: alles wat met de voorbereiding en uitvoering van maatregelen te maken heeft), ongeveer 500 miljoen gulden. Een flink deel daarvan bestaat uit personeelskosten. Men werkt bijvoorbeeld in tehuizen met vijf groepsleiders op elf tot twaalf kinderen; in de tehuizen waar kinderen, die als „zeer moeilijk" bekend staan worden ondergebracht, is de verhouding zelfs: zeven leiders op tien kinderen. Mr. J.E. Doek, buitengewoon lector in het jeugd- en jeugdbeschermingsrecht aan de VU, met wie VU-magazine een gesprek heeft, vraagt zich af of men niet bezig is zijn doel voorbij te schieten. Hij meent dat langzamerhand een grens wordt bereikt, waarbij men zich zou moeten afvragen of het voor iedereen niet beter zou zijn wanneer groepsleiders gaan optreden als „betaalde ouders" voor de kinderen die nu in tehuizen verblijven. Men is dan af van het probleem van de steeds wisselende personeelsbezetting in de tehuizen en de kosten die aan het in standhouden van die tehuizen zijn verbonden, vervallen.

Mr. Doek wijst er op dat de laatste jaren het aantal kinderen dat in tehuizen wordt geplaatst procentueel gezien sterk is teruggelopen. Van de kinderen die vroeger via een gerechtelijke maatregel geheel van hun ouderlijk huis los kwamen te staan, kwam 80 procent in een tehuis terecht. Nu gaat meer dan de helft naar een pleeggezin, naar een interne betrekking (de verpleging bijvoorbeeld) of gaat op kamers wonen. „Hoe minder kinderen er in tehuizen worden geplaatst, hoe beter. Hoe kleiner de tehuizen, hoe beter. Het beleid is de laatste tien jaar gelukkig steeds meer omgebogen in de richting van de pleeggezinnen. Naar mijn taxatie hebben een aantal actiegroepen belangrijk tot die ontwikkeling bijgedragen". Er is de laatste tien jaar veel veranderd. De kinderbescherming zoals die in de wet is geregeld kwam in eerste aanleg tot stand aan het begin van deze eeuw en lag geheel in de lijn van de particuliere charitas zoals die toen functioneerde. „Er bestonden gevestigde meestal kerkelijk gebonden organisaties die ontzettend veel hadden gedaan. Ze hadden zich een vrijwel onaantastbare machtspositie verworven in de verhouding tot kinderen en ouders. Vanaf het begin van de jaren zeventig is daarin verandering gekomen. Allerlei actiegroepen, met name de Bond voor Minderjarigen en de Bond Ouders van Minderjarigen, gingen zich teweer stellen tegen de Raad voor de Kinderbescherming en tegen de beslotenheid van de tehuisverzorging. Er werden tehuis-raden in het leven geroepen; er werd getracht de rechtspositie van de minderjarigen op papier te krijgen. Zulke activiteiten kregen ruime aandacht in de media; het kinderbeschermingsbedrijf kwam in de publieke belangstelling. Dat maakte het tenslotte noodzakelijk dat ook op beleidsniveau aandacht aan de problematiek werd geschonken. Als het eenmaal zover is, spreekt het vanzelf, dat er mensen zijn die zich op de universiteiten in de materie gaan specialiseren". Mr. Doek wijdde vorige maand zijn openbare les aan de kinderbescherming. Hij stelde een nieuwe structuur voor. Elementen uit wat hij te zeggen had staan op de volgende bladzijden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1977

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1977 - pagina 371

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1977

VU-Magazine | 484 Pagina's