GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1978 - pagina 402

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1978 - pagina 402

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vtl magame 4 programma's was begonnen, verminderde. Het bleek nog niet zo eenvoudig te zijn om achterstanden die door omgevingsfactoren waren veroorzaakt, bij te spijkeren.

Hulpverlening Het onderzoek van dr. Groenendaal maakte deel uit van een project dat door de Stichting van Onderzoek van het Onderwijs (SVO) werd gesubsidieerd en waaraan, behalve door de vakgroep Ontwikkelingspsychologie. Pedologie en Speciale Pedagogiek van de VU, ook werd gewerkt door het Nederlands Instituut Praeventieve Geneeskunde en het Gewestelijk Onderwijs Advies Centrum in Den Bosch. Het project ging in '72 van start. Het droeg de titel:,, Vroegtijdige herkenning van en hulp aan kinderen (4-8 jaar) die op enigerlei wijze vastlopen in het onderwijs" . De VU-bijdrage aan het project had vooral betrekking op de hulpverlening. Het feitelijke onderzoek had plaats op 5 kleuterscholen in arbeiders- en saneringsbuurten in Den Bosch; er waren drie tot vierhonderd kleuters bij betrokken, een twintigtal kleuterleidsters en in een later stadium vier ,,taakleidsters" (wat dat zijn komt nog aan de orde). ,,Hulpverlening aan zwakfunctionerende kleuters" is een onderwerp dat uit allerlei verschillende invalshoeken kan worden benaderd. Een onderzoeker die zijn onderzoek naar de ontwikkeling van een kind in de wieg (van dat

kind) zou willen beginnen, heeft goede argumenten om dat te doen. Het is trouwens gedaan. Een andere onderzoeker die zich vooral zou willen toeleggen op de verhoudingen tussen ouders en kinderen heeft evenzeer goede argumenten om z'n onderzoek zó aan te pakken. Ook dat is gedaan. Dr. Groenendaal beperkte zich in zijn onderzoek tot de onderwijssituatie op de kleuterschool. En in die situatie lette hij vooral op het functioneren van kleuters en kleuterleidsters. Dat was een tweede beperking. Het project, zo schreef hij. ,,/.v niet gericht op structurele vernieuwing van het kleuteronderwijs ( . . . ) maar beoogt hij de leerkrachten een verhoging van hun handelingsbekwaamheid met betrekking tot zwakfunctionerende kleuters te ontwikkelen en hij de kleuters een verandering in denkhouding te bewerkstelligen" .

Programma Begonnen werd met het ontwikkelen van een programma. De oorsprong daarvan lag eigenlijk vóór het project: er was namelijk reeds samenwerking met een der leerkrachten van het Pedologisch Instituut aan de VU. Dat programma was er op gericht het abstracte denken te bevorderen. Daarbij werd niet uitsluitend ulenken" in de puur verstandelijke zin van het woord bedoeld; er zaten ook aspecten in die te maken hadden met het gedrag van de kleuters en met hun motivatie om te leren. ,,We spreken dan ook liever van

„Is het brood of is het cake?'' Om de lezer enig idee te geven waaraan hij moet denken als het gaat over het soort gesprekjes dat de taakleidsters met de kleuters voerden, volgt hier de uitgeschreven tekst van een lesje ,,l>otermannen smeren". De leidster wordt met een L aangeduid; de kinderen met een K. L: Dan gaan we nou iets héél leuks doen. Iets dat jullie in de klas nog nooit gedaan hebben, hé. Ga maar zitten hier bij de tafel... ,Jij aan de kant, Wendy . . . Mag jij daar zitten. Da's gezellig... Zeg, ik ben vanmorgen naar de winkel geweest. Ik heb iets gekocht. Zal ik 't eens laten zien, ja? (L. gaat naar tafel-

tje) . . . Kijk, Wendy, pak jij het er 'ns uit (K. pakt broodjes uit het nïandje). . . .Leg maar es op tafel; jaah Zo nou doe ik 't mandje weg; er zit niets meer in. (L. zet mandje weg). Hé, Wendy, jij hebt het er uit gehaald, hè; vertel jij eens aan Manolito en aan, eh .. .(K. zegt: Diana) Diana, wat jij eruit hebt gepakt. Wat is dit (L. wijst aan).. .Voel maar eens (K. voelt)..; Wat denk je dat het is? K: Cake. L: Jij denkt dat het cake is. Dit, weetje wat dat is (L. legt brood neer). K: Brood. L: Ja, dat kun je zien hé? Dit kan je zien.

verbetering van t/e^/chouding, dat wil zeggen een algemene kwaliteit van het gedrag om uit eigen beweging de omgeving te exploreren en te bevragen". Met de kleuterleidsters in Den Bosch, die met het programma zouden gaan werken, werden bijeenkomsten gehouden waar werd nagegaan of de suggesties die er in voorkwamen, bruikbaar waren in de praktijk. In de loop van die besprekingen werd duidelijk, dat veel leidsters het moeilijk vonden het programma in te passen in de dagelijkse gang van zaken in de klas. Het bleek dat ze niet over de vaardigheden beschikten, die van hen werden gevraagd als ze het programma tot z'n recht wilden laten komen. Het programma namelijk, ging uil van situaties waarbij één leidster zich bezighoudt met één kind (de zgn. éénéén situatie). Dr. Groenendaal herinnert zich in gesprek met VU-magazine dat de, Jlair'' waarmee hij in '72 het onderzoek begon, al spoedig werd getemperd door de weerbarstigheid van het onderwerp waar hij mee bezig was. ,,Pas nadat we een jaar of vier bezig waren geweest konden we zeggen dat er iets was gegroeid". Het accent was toen gaandeweg verlegd. Het programma maakte plaats voor de methodiek. Dat wil zeggen: in plaats van op inhoudelijke punten te gaan oefenen met leidsters en kinderen, werden aan de leidsters eerst een aantal vaardigheden geleerd en dan met name hoe je op een goede manier een gesprek met een kind (of een groepje kinderen) voert.

Kun je ook zien wat daarin zit. Kan je daar doorheen kijken, hierdoor (K. schudt nee) Nee, hè; hier wel. Daarom wist je . . . Jij wLst ook dat 't brood was. Als zij dan denkt, dat het cake is; denk jij ook, dat het cake is; Diana. Voel jij eens met je handjes; ja, met twee handjes. K: Brood. L: Jij denkt, dat het brood is. En Manolito, wat denk jij, voel jij 'ns. K: Cake. L: Jij denkt ook cake. Weet je wat, Wendy, mag jij 't openmaken. Gaan we kijken of het cake is (K. pakt broodje uit)... Ja, 't is goed ingepakt, hè? . . . Kijk er zitten allemaal plakbandjes op .. .Ja, haal 't er maar 'ns uit. Hé, vertel jij het e e n s . . . had jij gelijk? . . . Is het cake, is het cake? (L. laat broodje aan ander kind zien). K: (knikt eerst ja, dan nee) brood.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1978

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1978 - pagina 402

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1978

VU-Magazine | 484 Pagina's