GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1979 - pagina 459

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1979 - pagina 459

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

/

MJ magazine 16 aan de gekombineerde fakulteit Leiden/Utrecht, gespecialiseerd in materiaalkunde, toegepast op gesteenten- een vrij nieuwe tak van wetenschap); „De berekeningen ten behoeve van een opbergmijn zijn bijna alles gedaan met puur steenzout, maar een zoutkoepel bestaat uit meer dan steenzout alleen. Je kunt dan voor onverwachte dingen komen te staan." Het dalingsproces is nog steeds aan de gang. De Alpen komen omhoog. De aardbevingen in Italië en Joegoslavië worden veroorzaakt door het dichtgroeien van de Middellandse Zee (Afrika kruipt naar Europa toe). Dat veroorzaakt opstuwingen, de boel wordt opgetild. De hele aardkorst drijft in feite op magma, als je een schol aan de ene kant optilt gaat die aan de andere kant naar beneden; aan die andere kant zitten wij, voor een deel. Het water stijgt, maar zal ons nog niet direkt tot de lippen stijgen. Toch wordt Nederland wordt op den duur een zeebodem. Men voorspelt dat die daling de komende miljoen jaar gewoon doorgaat.

De geoloog met de glazen bol Een belangrijk twistpunt in de hele kernafvaldiskussie lijkt te gaan worden de welhaast ethische vraag of een geoloog wel toekomstvoorspellingen kan en mag doen. De commissies die de regering moeten raadgeven hebben vastgesteld dat de zoutlagen al miljoenen jaren een zeer bestendig karakter hebben, dus is er geen reden tot bezorgdheid voor toekomstige veranderingen in de struktuur van de koepel die het opgeborgen afval in staat stellen belangrijke stralingsschade aan te richten. Kritici van deze redenering bestrijden de geldigheid van een dergelijke toekomstvoorspelling: een geoloog werkt niet op deze manier met glazen bollen. Is ir. Hamstra het met dat laatste eens? „Nee. Je kunt het wél voorspellen. In de geologische tijdschaal wordt niet in uren, dagen en jaren gerekend. Geologen denken in honderdduizenden jaren, geologische processen voltrekken zich langzaam maar gestaag. Er is een poging tot berekening gedaan in het geo-hydrologisch model van het Rijksinstituut voor Drinkwatervoorziening (RID). Het RID is een instituut bij uitstek op het gebied van grondwaterbeweging, daar doet men niet anders dan zoeken naar nieuwe drinkwaterbronnen. De geohydrologische omstandigheden zoals we die nu aantreffen in de zoutkoepels zijn niet van vandaag of gisteren, die zijn er al sinds de laatste ijstijd, dus sinds tweehonderdduizend jaar. Sindsdien is er een bepaald regime van grondwaterbewegingen dat zich tot op de dag van vandaag heeft gehandhaafd. De enige wijze waarop * de zoutkoepels beschadigd kunnen worden - en het afval weer naar boven transporteren - is een oplossing van het zout van buitenaf." Bepalend voor de snelheid van aantasting is de afvoer van het opgeloste zout met het grondwater, dus de grondwaterbeweging." Die kennen we. Er is geen enkele reden om te veronderstellen

yil magadne 17 dat die - afgaande op, onze huidige kennis- over tien- of honderdduizend jaar veel anders is. Ietsje anders wel, omdat Nederland een dalingsgebied is. Maar als wij zeebodem worden, lopen de grondwaterbewegingen terug, want dan wordt de tegendruk voor het water groter en de aantastingssnelheid minder. Een andere mogelijkheid is: de zoutkoepels komen omhoog. Wij weten inderdaad niet HOE snel ze omhoog komen. Ik heb metingen nagegaan over een tijdvak van zestig jaar om te kunnen vaststellen of er beweging in zat. Ik heb geen enkele wijziging kunnen vinden." En op dit moment? „Op dit moment weten wij niet hoeveel beweging er is, maar wij kunnen uit de geologie, uit de wijze waarop de beklagen boven de zoutkoepels liggen, wel een voorspelling wagen. De laatste 23 miljoen jaar gaat het om nog minder dan honderdste millimeters per jaar. In onze veiligheidsanalyse zijn wij voor alle zekerheid uitgegaan van 2,5 millimeter per jaar. Een waanzinnig hoog cijfer. Dan zou Gasselte nu op een heuveltje moeten liggen- en het ligt volkomen vlak. Bij Pieterburen is dat iets anders. Door de opstuwing van de zoutkoepel is het daar méér omhoog gegaan dan elders." Dit probleem legde ik ook voor aan Peter Verhoef. Zijn idee: „2,5 mm per jaar is een gemiddelde. Maar in werkelijkheid kan het zo gaan dat er tijdenlang geen beweging in de zoutkoepel zit en dat die koepel vrij plotseling veel sneller omhoog gaat door breukvorming of door een aardbeving."

Onze kennis ïs betrekkelijk Klarisse Nienhuys, scheikundige en wetenschappelijk medewerkster aan de Rijksuniversiteit Groningen heeft al menigmaal van zich laten horen in kernenergiediskussies. Door voorstanders wordt zij vanwege haar wetenschappelijke weerwerk bekeken met een mengsel van ontzag en vrees. Ik tref een allervriendelijkste jongedame in Groningen aan, en een werkkamer met spookachtige anti-kernenergie affiches. - Bij het ECN wordt gezegd: de aardlagen zijn al

^^0§ li ^^^^^^T

•4*'^^iL»

F II >

i

1

IIIIIHI V.Mn •• H -

^z^

l-

sinds onheuglijke tijden intakt, dus er is geen reden om aan te nemen dat dat de komende eeuwen zal veranderen. Klarisse Nienhuys: „Er worden geologisch gezien vooronderstellingen op lange termijn gedaan die geen geoloog voor z'n rekening neemt. In voorspellende zin, zoals je dat in de natuurwetenschappen onder gedefinieerde randvoorwaarden kan doen, kan dat niet in de geologie. Daarvoor is de kennis te beperkt. Het probleem is niet dat ik die uitspraken van bijv. het ECN helemaal onjuist vind. Ze zijn onvolledig. Het probleem is dat ze met een onzekerheidsmarge in hun kennis zitten en van daaruit niet toegeven dat ze de veiligheid niet voor 100% kunnen waarborgen. Onze kennis is betrekkelijk. En dat geldtzeker voor de geologie. Daarom zeg ik: op grond van betrekkelijke kennis kun je niet beweren datereen aanvaardbaar risiko is". We horen straks nog meer van haar

Waarom zout? De gedachte om radioaktief afval in zout op te bergen is in 1957 in de Verenigde Staten door een kommissie van geologen en geofysici voor het eerst naar voren gebracht. We zetten de argumenten even op een rijtje: 1. zout heeft een hoger warmtegeleidingsvermogen dan andere gesteenten 2. zout vormt een volmaakte afscheiding met grondwater. Zou dat niet zo zijn, is de redenering, dan was het zout allang door het water opgelost. 3. zout komt op veel plaatsen in grote hoeveelheden voor 4. de kosten om daarin een opbergmijn aan te leggen zijn betrekkelijk laag. 5. zout vormt geen blijvende breuken, maar vult door plastisch gedrag gaten en breuken weer op. Konklusie: zout als isolatieschild, als omhullend materiaal zou grote aantrekkelijkheden bezitten. Drs. Peter Verhoef: „Zout is het eerste materiaal dat in ogenschouw is genomen. Het is ook het beste onderzocht. Maar nu, na 22 jaar, is het nog nergens gelukt een geschikte afvalmijn te kreëren. De reden daarvan is dat zout een veel ingewikkelder materiaal is dan men tot nu toe heeft aangenomen". Het laatste punt (geen breuken, maar opvulling) wordt bevestigd door ir. Hamstra. „Maar", zegt hij, „dat geldt voor de diepte waarop wij het gaan gebruiken". Dat is 800 meter. „Niet aan het aardoppervlak want daar is de druk niet hoog genoeg." De vraag is dus op welke diepte het „breukgedrag" overgaat in „plastisch" gedrag. Volgens sommigen ligt dat overgangsgebied nu juist op een diepte van . . . 800 meter. Als dat waar is, is de opbergmijn op een veel te hoge plaats in de zoutkoepel gepland.

'S!

\

1

•U bedoelt dat we het m»u duUcnd j»« hoeven te bewaken. Goed dat is dan in orde"

Het zout der aarde... waarom niet? Vraag aan ir. Hamstra: - Er zijn veel verschillende soorten zout. Geldt dat plastische „opvulgedrag" voor al die verschillende soorten?

„Ja. Dat plastisch gedrag geldt niet alleen voor steenzout, maar voor een heleboel soorten zout. Er zijn ook kalium-magnesiumzouten, maar daarin gaan wij bij voorkeur niet opbergen. De vraag is hoe die zoutkoepel eruit ziet. Komt daar inderdaad kalium en magnesium in voor? Nou, daar kunnen wegeen antwoord op geven. Dat kan pas nadat we de zoutkoepel onderzocht hebben. Dat vooronderzoek willen we inderdaad doen. We weten wel iets van de Nederlandse zoutkoepels- en we hebben veel informatie uit Duitsland, De AKZO heeft in Delfzijl, in Zuidwending en in Winschoten zoutoplosbedrijven in zoutkoepels. Van hen weten we dat het bijzonder zuiverzout is. Maar inderdaad, niemand kan bewijzen dat er geen carnaliet, hardzouten, allerlei mengkristallen van kalium, magnesium en natriumzouten in de zoutkoepels voorkomen. En daar zijn soorten bij die voor het opbergen minder gunstige eigenschappen bezitten. Mochten we ze vinden, dan zullen we daar niet gaan opbergen. Maar zout blijft de beste oplossing met bepaalde beperkingen". - Wat zijn die beperkingen? - „Met name de temperatuur. Wij zeggen: het gedeelte van het zout waar geen proefboringen worden verricht, mag niet in gevaar komen door te hoge temperaturen. Dat is een onvoorwaardelijke eis. In een gebied waar je zoveel verschillende zoutsoorten tegenkomt, achten we een temperatuur van hoogstens honderd graden verantwoord. D.w.z. geen van die gevaarlijke zouten krijgt een kans. Het allerergste is bishophiet, dat al gevaarlijk wordt bij ± 115° C, maar bishophiet is zeldzaam, en toch hebben we zelfs daar rekening mee gehouden: we hanteren slechts daar een temperatuur van 150° C waar we een gat geboord hebben. Goed steenzout kan wel 250 °C hebben, dat is uit laboratoriumproeven bekend. Maar dat kan alleen maar bij écht, zuiver steenzout. Aangezien ik niet kan bewijzen dat zo'n hele zoutkoepel uit puur steenzout bestaat, bouw ik de veiligheidsmarge van een lagere temperatuur in. Daaruit spreekt ook weer onze veiligheid-voor-alles-filosofie".

Het nut van proefboringen verklaard We stelden vast dat de zoutkoepel uit verschillende soorten zout bestaat. Nu een stap verder: die soorten komen in min of meer vertikale lagen voor. De twee geplande proefboringen in Gasselte zijn óók vertikaal. Met andere woorden: het zal nooit vastte stellen zijn welke zoutsoorten zich twee meter naast de proefboringen bevinden . . . Klarisse Nienhuys: „Bij mijn weten zijn de technieken inderdaad niet zo goed dat men dat kan. In Duitsland wordt, óók door voorstanders van kernenergie, gezegd datje in deze materie uiterst voorzichtig te werk moet gaan: een schacht graven en vanuit die schacht een heel netwerk van horizontale gangen aanleggen. En dan maar hopen dat je een goede gang graaft. Dan nóg vraag ik me af of je kunt vaststellen dat er vijftig meter hoger niet iets heel onplezierigs zit. Er is dus een ongelooflijke kritiek op de Neder-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1979

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1979 - pagina 459

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1979

VU-Magazine | 484 Pagina's