GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1979 - pagina 122

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1979 - pagina 122

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

1 ^ magaüne 32 werp was echter gebleken, dat er in Nederland maar bitter weinig gebeurt op dit gebied. (Dit in tegenstelling tot Duitsland waar bv. de ,,Forschungsstatte der Evangelischen Studiengemeinde" in Heidelberg en de ,,Arbeitskreis für historische Friedensforschung'" in Bremen zeer aktief zijn.) Vanuit aktiegroepen en vanuit de polemologie zijn hier nog niet of nauwelijks aanzetten geleverd tot historisch onderzoek in het belang van de vredesbeweging. De spreker die uiteindelijk gevonden werd, Ben Dankbaar, was afkomstig uit de soldatenbeweging en had daar als amateur-historicus bepaalde ideeën gevormd over het nut van historisch onderzoek voor de anti-militairismebeweging. Uit zijn verhaal werd de oorzaak van het gebrek aan historische belangstelling in grote delen van de vredesbeweging wat duidelijker: volgens hem heeft de aard van die belangstelling te maken met de manier waarop een beweging zichzelf opvat. Een ethische beweging beroept zich bij haar afwijzing van militairisme op .,tijdloze'" waarden van goed en kwaad, op,,geweten" en dus niet op de geschiedenis. Dankbaars eigen Bond Van Dienstplichtigen (BVD) ontwikkelde zich echter van een ethische tot een antiautoritaire beweging en ging zich bezighouden met gezagsverhoudingen en konflikten tussen ,.meerderen" en ,.minderen'". Hier komt al meer ruimte voor historische belangstelling: aandacht voor hoe soldaten vroeger hun situatie ervoeren en zich er tegen verzetten. Vechtpartijen met de sergeant, relletjes vanwege het slechte eten. slimmigheidjes enz., al die zaken zijn interessant als verzet van minderen tegen meerderen, dus als onderdeel van verzet tegen militairisme. Tenslotte ontwikkelde de BVD zich verder tot een anti-kapitalistische beweging, en dat betekende dat men zich niet meer beperkte tot de vraag naar gezagsverhoudingen (hoe belangrijk die ook bleef), maar militarisme zelf ging zien als een historisch probleem nl. als gebruik van wapengeweld door een specifieke klasse ter bescherming van haar privileges in een specifieke historische situatie. Men probeerde sindsdien de ontwikkeling van het militaire bedrijf te analyseren als onderdeel van de totale historische ontwikkeling van de maatschappij. Alle faktoren die hierbij een rol spelen moeten volgens Dankbaar bij het onderzoek betrokken worden, zij het wel bezien

in het licht van de eigen problemen. Hij waarschuwde er verder tegen om historisch onderzoek direkt in dienst te willen stellen van de strategiebepaling en de akties van de beweging. Het gevaar van eenzijdigheid en verkeerd gebruik van bronnen en literatuur is dan levensgroot. Al met al een bijzonder inspirerend betoog, dat pacifisten en anti-militairisten niet alleen aanzette om de aard van de eigen historische interesse scherper te formuleren, maar ook om na te denken over de verhouding tussen de ethische, anti-autoritaire en anti-kapitalistische opvattingen die hierbij een rol spelen.

Waarom geschiedenis? Uit de weergave van een aantal kongreslezingen hierboven blijkt genoegzaam, dat er vele aktiviteiten plaats vinden in Nederland, die een verbinding proberen te leggen tussen geschiedbeoefening en emancipatiestreven. Tevens blijkt echter dat die verbinding zeker niet moeiteloos tot stand komt. Veel inleiders konstateerden, dat het doen van historisch onderzoek in dienst van een emancipatiebeweging nog niet betekent dat de resultaten van dat onderzoek ook gebruikt (kunnen) worden door die beweging. Het is een probleem, dat in verschillende gedaantes steeds weer opduikt. Vrouwelijke historici ontwaren bij zichzelf een academische relativeringshouding, die het kontakt met andere vrouwen bemoeilijkt. Buurthistorici signaleren het gevaar dat emancipatorisch onderzoek ontaardt in nostalgisch-boekjes-en-plaatjes-kijken zonder dat de bedoelde bewustwording en vorming in gang worden gezet. Vakbondsmensen konstateren dat veel goed bedoeld wetenschappelijk onderzoek niet aansluit bij de in de vakbeweging levende vragen. Het lijkt ons onvoldoende om deze ,.missers" alleen maar te analyseren als voortkomend uit kontaktstoornissen, uit niveauverschil tussen historici en niet-academici, uit onvoldoende

overleg tussen onderzoeker en doelgroep vooraf, of uit het ontoereikend vermogen van onderzoekers om hun bevindingen op een aanvaardbare manier te populariseren. Er speelt namelijk nog een dieper liggende oorzaak een rol. Verondersteld werd dat de bewegingen hun verleden en ontwikkeling willen kennen om daarvan te leren, zodat men niet dezelfde strategiefouten maakt als de voorgangers; om inspiratie te putten uit vroegere strijdbaarheid om nu door te gaan met de strijd; om de eigen positie te leren kennen en begrijpen, en de oorzaken waarom de eigen groep achtergesteld of uitgebuit is; en om de aard van de tegenstander te doorgronden. Kortom kennis van het verleden zou nodig zijn om een beoordeling te kunnen maken van de eigen positie en om een strategie te bepalen waarmee die positie verbeterd kan worden. Maar in hoeverre is dit een besef, dat bij de emancipatiebewegingen zelf reëel bestaat? In hoeverre is hier sprake van wishfull thinking bij geëngageerde historici? Zoals in de inleiding van ons artikel in het februari-nummer werd gesteld, wordt er in Nederland onder de historici een levendige diskussie gevoerd over de maatschappelijke relevantie van hun wetenschap. Een van de uitwegen, die deze diskussie heeft geboden, is het dienstbaar maken van die wetenschap aan emancipatiebewegingen. Uiteraard is de geëngageerde historicus overtuigd van het belang van inzicht in het verleden als men in het heden iets wil veranderen, maar veronderstelt hij niet teveel een zelfde overtuiging bij de bewegingen, die veranderingen tot stand willen brengen? Uit de lezingen op het kongres bleek evenwel duidelijk, dat die overtuiging wel degelijk bestaat, zeker bij de intellektuelen in die bewegingen, maar dat anderzijds grote groepen dit besef nog moeten krijgen. Ook hier ligt een taak voor de historici.

Geschiedenis en ideologielcritiek Tijdens en na het kongres werd van verschillende kanten de kritiek geuit, dat de theoretische kant onderbelicht was gebleven: het kongres beantwoordde teveel vragen van praktische aard, terwijl het probleem, wat nou eigenlijk emancipatorische geschiedschrijving genoemd mag worden, niet aan de orde kwam. De kritici betwijfelden met name of de wetenschap werkelijk haar ,,waardevrije" karakter verliest (het positivistisch weten-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1979

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1979 - pagina 122

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1979

VU-Magazine | 484 Pagina's