GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1981 - pagina 451

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1981 - pagina 451

1 minuut leestijd Arcering uitzetten

., De vraag naar het niveau van functioneren van lietzwal<zinnige kind is mede een vraag naarde kwaliteit van de omgang van de opvoeder met dit kind." Stelling drie bij proefschirift van J. Stolk medewerking aan het onderzoek gevraagd. Wie waren die ouders? Stolk: ,,Alle hadden ze op een of andere wijze kontakt met de Sociaal Pedagogische Dienst in Uitgeest, een dienst die zich in 't bijzonder richt op gezinnen met zwakzinnige kinderen. De kinderen zaten alle op hetzelfde dagverblijf in Haarlem, waren ongeveer even oud en bezaten bij benadering hetzelfde peil. Aan de ouders werden amper voorwaarden gesteld, maar wel moest in het gezin zowel een vader als een moeder aanwezig zijn. Waarom? Stolk: ,,De meeste onderzoekers gaan uit van een moeder die de kinderen opvoedt. Wij hadden echter evenzeer belangstelling voor de rol van de vader. De opvoedingstaak wordt immers nogal verzwaard door de aanwezigheid van een zwakzinnig kind. We waren erg benieuwd of dat aanleiding was voor een andere taakverdeling tussen man en vrouw." En?

,,Wat voor speelgoed geef je zo'nkind?" ,,Op de tijden dat ik aanwezig was (namelijk 's avonds, om een grote kans te lopen dat beide ouders thuis waren) werd het heel duidelijk dat het meeste toch op de moeder neerkwam, zowel de opvoeding als de verzorging. Uiteraard weet ik niet of dat bij voorbeeld in de weekeinden anders ligt." ,,lnde geschiedenis van de zwakzinnigenzorg is sprake van een golfbeweging van behandelingspessimisme en -optimisme. Deze beweging hangt samen meteen wisselende aandacht voor de invloed van respectievelijk aanleg-en milieu-factoren op de ontwikkeling van zwakzinnige kinderen." Stelling vier bij proefschrift van J. Stolk

410

Stolk beschreef in die gezinnen de gewone gang van zaken. De waarnemer kroop in een stil hoekje van de huiskamer en fluisterde in een mikrofoon wat hij zag gebeuren: de handelingen en reakties van gezinsleden op hetzwakzinnige kind en andersom. Deze vorm van werken was vooral vantevoren even spannend: ,,lk ging ervanuit dat ik zelf moeite zou hebben met een waarnemer in m'n gezin, laat staan tien weken achtereen, bij elkaar soms wel veertig uur". Maar gelukkig bleken de reakties van de ouders mee te vallen. Men was snel aan elkaar gewend. Bovendien vonden de, ouders het een prettige gedachte- dat hen op basis van deze waarnemingen hulpverlening in het vooruitzicht werd gesteld. Waarom deze aandacht voor de ouders? Stolk:,, Wij vonden het belangrijk bij de opvoedingsproblemen nu eens uit te

Zwakzinnige lijkt'n beetje op ons gaan van de ouders zelf en niet van beroepsopvoeders in tehuizen en inrichtingen. De ouders kwamen tot voor kort niet goed in beeld. Handleidingen werden vooral voor beroepsopvoeders geschreven. Ouders kregen hulp vanuit vrij algemene opvoedkundige theorieën die ontwikkeld waren voor niet-geestelijk gehandicapte kinderen. Maar dikwijls misten de raadgevingen doel omdat kennis over hoe het nu werkelijk in zulke gezinnen toegaat, ontbrak. Vandaar mijn idee om eens een kijkje in de gezinnen zelf te gaan nemen." Stolks waarnemingen vormen weer het uitgangsmateriaal voor zijn kollege, mevrouw Oosterhof. Zij zette met mevrouw C. van Eek het projekt,,Praktische Pedagogische Thuishulp" op, een nog vrij unieke vorm van hulpverlening: meestal moeten mensen met problemen een instantie bezoeken, in dit projekt worden de mensen thuis bezocht. Het projekt ging in 1974 van start in dezelfde, door Stolk geobserveerde gezinnen. De praktijk was zo bemoedigend dat het projekt werd voortgezet met de Protestants-Christelijke Sociaal Pedagogische Dienst in Alkmaar. Het onderzoek is uitgebreid tot gezinnen meteen autistisch kind. Stolk: ,,Onze vakgroep is een warm voorstander van het bijstaan van de ouders in hun eigen vertrouwde om-

geving. We wilden dan ook beslist dat onze hulp thuis werd gegeven." Mevrouw Oosterhof legde de gedragsbeschrijvingen van Stolk aan de ouders voor en probeerde de betekenis van het gedrag te achterhalen. Stolk: ,,lk kon wel noteren dat een kind met blokken naar de moeder gooide, maar de betekenis daarvan kon ik niet aangeven. Is het kind angstig, is het onzeker, of agressief? Met de gesprekken van mevrouw Oosterhof kwamen de door ouders ervaren problemen op tafel: een moeder die niet weet hoe te reageren op agressief gedrag van het kind, of — wat vaak voorkomt — een geestelijk gehandicapt kind dat zich in zichzelf terugtrekt achter een onneembare ,,muur" waardoor de ouders zich machteloos voelen in pogingen het kind te bereiken. Gewoon praten, vragen en uitleggen is met deze kinderen immers heel moeilijk. Het achterhalen van betekenissen van gedrag is erg belangrijk. Stolk: ,,Zo weet ik van een moeder die telkens wanneer zij haar zwakzinnige kind naar het dagverblijf bracht in moeilijkheden raakte. Het kind greep onderweg elke lantaarnpaal vast.. Zo'n ritueel gebeuren kennen overigens de meeste kinderen wel. Ik herinner me nog wel m'n eigen schoolgang als kind. Je moest en zou dan met je voeten binnen bepaalde tegels blijven. Maar voor dit kind was het een ware obsessie. De moeder begreep dat niet en het stoorde haar behoorlijk. Ze dacht aan de boodschappen die ook nog moesten worden gedaan, de haast... kortom, elke dag een groot konflikt.

,,L3ge intelligentie is geen contraindicatie voor psycho-therapie, zelfs nietbij zwakzinnigen." Stelling vijf bij proefschrift van J. Stolk

Als buitenstaander kun je dan vaststellen: ,,het kind grijpt elke lantaarnpaal vast en de moeder raakt geërgerd." Maar je kunt de betekenis van die lantaarnpaal pas achterhalen door gesprekken te voeren. Uiteindelijk bleek in dit voorbeeld dat het kind erg bang was voor het dagverblijf en daarom, letterlijk, op weg naar 't verblijf, steunpunten zocht. Met andere woorden: je kunt pas iets aan de angst van zo'n kind doen als je weet wat zijn gedrag betekent." Wat zijn nu de opvoedingsproblemen waarmee ouders van zwakzinnige kinderen kampen? Anders dan in ,,gewone" gezinnen blijkt het probleem voor-

vu-Magazine 10 (1981) 11 (december)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1981

VU-Magazine | 483 Pagina's

VU Magazine 1981 - pagina 451

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1981

VU-Magazine | 483 Pagina's