GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1983 - pagina 263

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1983 - pagina 263

1 minuut leestijd Arcering uitzetten

en de groeten van Sandino...

Pasen 1983 Ergaan hier veel mensen dood. Niet aan longkanl<er, veroorzaakt door kettingroken, niet aan hart- en vaatziekten, veroorzaakt door een welvaartsleven.maaraande moordende kogels van de contrarevolutionairen. De slachtoffers zijn vaak nog heel jong, zeventien, achttien jaar. Hun leven is voor altijd voorbij, maartoch leven ze voor altijd voort: de paradox van dood en leven in Nicaragua. Hier is het altijd Pasen. Bijna moedeloos makend is reeds de rij van doden,gewonden en ontvoerden: soldaten, technici en artsen, boeren en boerinnen, koffieplüksters en studenten. Een jongetje van elf en een meisje van dertien werden tijdens de pluk domweg neergeschoten. Laureano Mairena, misdienaarvan Ernesto Cardenal op het eiland Soientiname, uit Christelijke overtuiging grenssoldaat geworden, bescheiden en moedig, werd doodgeschoten. Een paar dagen voor het historisch bezoek van de paus werden zeventien studenten vermoord, die deel uitmaakten van een reservebataljon van de Sandinistische Jeugd, dat de dag voor kerst naar de bergen in het Noorden was vertrokken. De dag vóór het bezoek van de paus verzamelden zich honderdduizend mensen op hetzelfde plein waar de paus de volgende dag een mis zou opdragen; ze namen afscheid van de zeventien vermoorde studenten, protesteerden en rouwden, vastbeslotenerdan ooitom de revolutie te verdedigen.

vu-Magazine 12 (1983) 6 juni 1983

Dood Nog geen maand later was er een grote manifestatie van ,,internaclonalistas"--de buitenlandse ontwikkelingswerk(st)ers die meewerken aan de opbouw van het nieuwe Nicaragua — om te protesteren tegen de moord op Pierre Grosjean en op alle anderen, Nicaraguanen en internacionalistas. Een lange stoet mensen, overal vandaan, hoogblonde Skandinaviërs, kleine Guatemalteken, lange Noordamerikanen, veel Fransen en Duitsers en ook een aantal Nederianders, duizend mensen, in één dag op de been gebracht. De stoet trok naar de ambassade van de Verenigde Staten, wantdaar ligt de oorzaak van alle kwaad. Het is immers de regering-Reagan die de bendes contrarevolutionairen financiert, trainten bewapent. Tegenover de goed gevoede en getrainde contra's met hun uiterst geavanceerde wapens kan Nicaragua niet veel meer stellen dan de grote moed en inzet van zijn jongeren. Bij het hek van de ambassade werden verklaringen voorgelezen die vooral duidelijk willen maken dater in Nicaragua geen burgeroorlog, maareen buitenlandse invasie aan de gang is en dat de internacionalistas hun werk met nog grotere inzetdan voorheen zullen voortzetten. Emotionele sfeer, diepe verontwaardiging en woede, maartegelijk een enorme machteloosheid. We kunnen hier wel staan roepen en verklaringen voorlezen — en het is niet de eerste keer dat we hier bij het hek staan — maar de wapenhan-

del gaat,,gewoon" of zelfs in een versneld tempo door. Dat mooie, lieve mensen omkomen schijnt niet te deren, dat een nieuw Vietnam bijna bereikt is lijkt geen probleem. Dedoodishierdichtbij. Niet de dood van de verveling van de Amsterdamse goktenten of de dood van de grijze nieuwbouwwijken, niet de dood van het snelverkeer of van de big business, maar de konkrete dood van kapotgeschoten warme lijven, jonge mensen die van het leven hielden, liefhadden en lachten, stoeiden en plaagden. Hier is de dood een schot uit een M76of een FAL, of erger; onverbiddelijk, onherroepelijk. Dichtbij is hier ook de dood van de martelende onzekerheid over het lot van de vermisten en ontvoerden: familieleden, vrienden of vriendinnen, buren of bekenden. Ikmoetdenkenaan Tito, bijnaam van Augusto Garcia, één van mijn studenten uit het derdejaar, die in december, vóór hij met het bataljon van de Sandinistische Jeugd naar de bergen vertrok, een brief schreef aan de studenten en docenten van het seminarie om ons te bedanken voorde gesprekken, diskussies en kolleges die hem geholpen hadden te komen tot het besluit zich uit Christelijke overtuiging aan te sluiten bij dit bataljon. Tito wordt al een paar weken vermist... De dood is dichtbij. Maar de dood is niet het einde. Hierervaar je de paradox dat dood tegelijk leven kan zijn. Soms. Er kunnen twee kanten zitten aan dezelfde dood. Natuurlijk valt ergeen enkele leven brengende zin te zien in de gewelddadige dood van een boerin op het platteland, van een student in een bataljon, van een ongewapende arts. Volstrekt zinloos is de dood van Laureano, wiens mond nooit meer zal kussen of lachen, die voor altijd dood zal zijn. En tóch, en tóch... hier voel je dat Laureano niet dood is; we roepen,,presente, presente" en hij I'S er, we noemen scholen naar hem, we wijden kolleges aan hem, we laten ons door zijn voorbeeld inspireren en bemoedigen. Laureano is dood en tóch leeft hij. Evenmin als al die anderen heeft hij de dood gezocht, maar de dood is gekomen en hij heeft hem aanvaard. Hier leer je dat

mensen die hun leven geven voor de bevrijding en bescherming van anderen, die de dood niet zoeken omdat ze zo van het leven houden, maar hem aanvaarden om anderen leven te kunnen bieden, hierleerjedatzulke mensen niet sterven, maar leven. Er is dood die tegelijk opstanding en leven is. Maar er is ook de dood die dood blijft: de niets ontziende, meedogenloze dood van de contra's; zij moorden, hakken borsten af, stoppen zout in open wonden en dat alles in naam van de Heer. De dood die zij zaaien is zinloos, misdadig. Als zij zelf omkomen, is er, behoudens wellicht hun familie, niemand die hen levend houdt, die hen koestert en warmt. Zij waren huurlingen, doders om geld. Hetvolk is hen vergeten. Op paasmorgen woon ik een mis bij van Guatemalteekse vluchtelingen in Nicaragua. Een dertig mensen, allemaal van Indiaanse afkomst, allemaal ontkomen aan de moordende hand van president Rios Montt; ze zitten op houten banken in een kring. Een jongetje leest het opstandingsverhaaluithetJohannes-evangelie voor. Dan volgt een gesprek, in het Spaans en in het Quiche, hun eigen taal. Een kleine vrouw zegt: ,,lk begrijp de opstanding zó: het is met Jezus net als met onze compaheros, die gaven hun leven voor de bevrijding van ons volk, maar ze leven voort in ieder van ons, t^ateo Gómez, Vicente Menchü, Chepito... zo leeft ook Jezus in ieder van ons. Hij is onze compahero. "Na het gesprek worden de doden herdacht, ze noemen namen — veel namen — en zeggen telkens ,,presente"; en de doden leven, ze zijn bij ons. Ik vraag mij af hoe deze kleine groep mensen — veel kinderen, een paar stramme, oude mannetjes, enkele zorgzame en vrolijke vrouwen — in godsnaam een bedreiging zou kunnen zijn voor wie dan ook. Ze lijken zo weerloos, zoals ze hier bij elkaar zitten. Maar taai en onwrikbaar is hun hoop op een nieuwe samenleving, hun geloof in het leven. Het moet haast wel genade zijndathetgeloofvan hetvolk in het leven het wint van de terreur van de dood van de yankees en hun regionale handlangers. Hoe lang nog? Ineke Bakker

229

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1983

VU-Magazine | 520 Pagina's

VU Magazine 1983 - pagina 263

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1983

VU-Magazine | 520 Pagina's