GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1983 - pagina 96

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1983 - pagina 96

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

collegegelden, bij voorbeeld door het bedrag voor beurzen te verhogen. De vraag naar de ,,allerarmsten" moet teruggekaatst v/orden naar het rijke Westen." Wel wilde prof. Sutarno nooit weer terug naar vroeger, voor 1972, toen zijn universiteit voor 80 % van de routine-uitgaven afhankelijk was van buitenlandse hulp. 't Mag z.i. nooit meer worden dan ongeveer 20 %. ,,Allereerst willen we vechten voor meer subsidie van de Indonesische regering. Wij willen beslist niet afhankelijk worden van hetbuitenland." In zijn inleiding op de ,,VU-in-verlegenheidsdag" maakte de Indonesische hoogleraar duidelijk waarom zo'n positie weinig aanlokkelijk is. Men had enige ervaring. ,, Toen het Indonesische volk 38 jaar geleden zijn onafhankelijkheid proclameerde (Sukarno en Hatta op 17 augustus '45) waren er pas 230 Indonesiërs die een hogere opleiding hadden kunnen voltooien. Dit op een totaal van ongeveer 75 miljoen inwoners. Instellingen voor Hoger Onderwijs voor Indonesiërs waren er pas sinds 1920 en dan ook nog niet in de vorm van een echte universiteit. In de periode 1920 tot 1940 werden jaarlijks slechts 70 Indonesische studenten ingeschreven. Slechts 12 Indonesiërs slaagden jaarlijks bij die instellingen. Ik ben benieuwd om te horen hoe zulk een beleid nu zou worden geëvalueerd." 'n Paar cijfers gaf hij hoe het nu in Indonesië is. Zestig overheidsinstellingen voor Hoger Onderwijs en daarnaast nog eens 300 particuliere instellingen, samen met ongeveer 600.000 studenten. Dat is op een bevolking van thans 150 miljoen beslist nog te weinig, stelde hij. Aan de door Sutarno gevraagde evaluatie kwam VU-in-verlegenheid niet toe. Toch speelde de vraag basis-ofelite een halve eeuw geleden ook al aan de Vrije Universiteit. Een citaat van iemand, die in 1928 met zorg aan het evalueren sloeg. „Het onderwijs (in Indonesië) moet voor een langen tijd niet zozeer gericht worden op de vorming van enkele duizenden intellectuelen — die zijn er voorshands waarschijnlijk al meer dan er een behoorlijk emplooi kunnen vinden — maar moet zich thans weer, als vroeger, nagenoeg uitsluitend aanpassen aan de behoeften der nog zo eenvoudige inheemse samenleving en zich vooral concentreren op eene economische opheffing dezer laatste, met behoud van eigen nationaal leven."

Prof. Sutarno (foto Bram de Hollander)

Aldus meende H. Colijn in 1928. Hij liet in ,,Koloniale vraagstukken van heden en morgen" ook doorschemeren waarom hij geen heil verwachtte van Hoger Onderwijs aan Indonesiërs. ,, Wat wij nu doen is het veld effenen voor politieke demagogen." Betekenis en effect van Hoger Onderwijs werden door hem in ieder geval niet onderschat. Terug naar Sutarno, die dat ook niet deed. ,,Wetenschap en technologie geven bekwaamheid en macht". Het kunnen middelen zijn tot bevrijding van de mens, maar ook tot onderdrukking. Volken en staten met een hogere ontwikkeling hebben andere geëxploiteerd, overheerst en onderdrukt en overheersen, onderdrukken en exploiteren nog. Dat is ook de oorzaak dat in het nationale bestaan van een volk dikwijls een kleine groep, die de macht heeft, op onrechtvaardige wijze de minder ontwikkelde meerderheid exploiteert en onderdrukt. Het probleem is hoe het hoger onderwijs zodanig in te richten dat rechtvaardige doeleinden op rechtvaardige wijze kunnen worden bereikt. Hoe te voorkomen dat hoger onderwijs het monopolie wordt van de sociaal-economisch sterkste groep? Als een van de middelen bepleitte prof. Sutarno uitbreiding van de opnamecapaciteit van de universiteiten. Thans krijgt 3 % van de Indonesische jeugd een kans. Dat percentage moet z.i. opgevoerd worden tot tien. En voorts moet in het onderwijs gestreefd worden naar bewustwording van ethische waarden bij de toekomstige leiders van het land. De tweede inleider, dr. J. M. Nchabeleng, specialist in filosofie van ontwikkeling, tijdelijk verbonden aan de VU, bekeek eens kritisch hoe die gelijkwaardigheid van de partners in een ontwikkelingssamenwerking eigenlijk

is. In hoeverre is er eigenlijk sprake van een symetrische relatie? Het probleem is nog altijd dat het westen in zijn ijver om technologie en wetenschap te verspreiden onder het mom van internationale ontwikkeling, snel geneigd is kritiek te uiten. Zelfs heeft het westen dikwijls pogingen ondernomen, om door middel van overreding en zelfs geweld datgene in vreemde culturen te veranderen wat vanuit westerse zienswijze als afkeurenswaardig werd beschouwd. In alle gevallen zijn het westerse maatstaven die aangelegd worden. Veel wijst er op dat de VU, zoals de meeste donors, zich meer zorgen maakt over het succes (overigens naar eigen maatstaven) van de projecten, die zij ondersteunt dan dat men er op uit is om een grotere klaarheid te krijgen over de zwakke punten in het eigen beleid. Laat mij eens een vraag stellen, zei dr. Nchbeleng.,, Waarom is de VU zozeer bereid om te helpen?" Ten aanzien van Satya Wacana kon hij zich voorstellen dat de gemeenschappelijke doelstelling een rol speelt ,,God en Zijn wereld dienen". Tot zover kan van deze relatie gezegd worden dat zij symetrisch is. Maar hoe zit dat met niet-geestverwante instellingen? In hoeverre kunnen we daarbij spreken van een ,,wederzijdse verrijking". Wat wint de VU van hen? Dat wilde hij eigenlijk wel eens weten voor wat betreft de projecten die de VU heeft in zuidelijk Afrika. En ook wierp hij de vraag op of we eigenlijk wel kunnen spreken van een werkelijk partnership in een donor-ontvanger-relatie? Werkelijk partnership zou z.i. op het bewustzijn gebaseerd moeten zijn dat alle erbij betrokken partijen voortdurend meer fundamentele informatie over zichzelf en over de ander nodig hebben. In dat geval zal mogelijke achterdocht van de betrokkenen weggenomen worden en dan zullen ookde ,, blind spots" in de visie van het donorinstituut worden opgeheven. Hij drong aan op kritiek die leidt tot verandering van attitudes en praktijken, maar maakte met enkele vragen wel duidelijk dat met name de ontvangende universiteiten het daarbij verre van gemakkelijk hebben. Hoe. eerlijk kunnen universiteiten van de derde wereld zijn als hun doelstellingen en prioriteiten niet door henzelf gesteld worden maar door lokale overheden? En: hoe kritisch kunnen deze universiteiten zijn, wanneer iedere goed bedoelde vorm van kritiek hun kansen om hulp te krijgen zouden dwarsbomen? Er schort z.i. nogal wat aan vorming op ontwikkelingsgebied van uitgezonden deskundigen.

vu-Magazine 12 (1983) 3 maart 1983

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1983

VU-Magazine | 520 Pagina's

VU Magazine 1983 - pagina 96

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1983

VU-Magazine | 520 Pagina's