GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1983 - pagina 83

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1983 - pagina 83

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

planologen van vandaag aan de dag leggen. De vakken 10 en 11 vertonen interessante ontwikkelingsverschijnselen. Op de kaart van 1844 komen ze nog niet voor, maar toch zijn beide vakken nog tijdens het leven van Zocher aangelegd en ingericht. Deze vakken vormen het spiegelbeeld van de noordzijde van de begraafplaats, maar het padenpatroon is onmiskenbaar strakker en voor perkjes en andere speelse invallen is nauwelijks plaats meer. De vakken 12 en 13 zijn volop 20e-eeuws. De ruimte is strak verdeeld en systematisch ingevuld, zoals de invulling van vak 8 al aankondigt, maar daar stammen de paden nog uit de tijd van Zocher. Van duidelijke ruimtenood en gebrek aan fantasie getuigt vak 14, een opvulling langs de spoorlijn aan de zuidzijde van de begraafplaats. De aanleg van dit vak viel ongeveer samen met de bouw van de eerste huizen van de Utrechtse schepenbuurt. Van beide bouwaktiviteiten moet worden gezegd, dat architektuur en plattegrond elk stijlgevoel ontberen en dat het terrein niet geschikt was voor het gekozen doel.

Afb. 5 PLATTEGROND VAN SOESTBERGEN uit de plattegrond is het verschil in aanleg en uitvoering van de verschillende vakken goed af te lezen. De nieuwe architektuur van de vakken 4 („armen") en 6 wordt voortgezet in vak 8 en later in de vakken 12 en 14. De Oud-Katholieken hadden tot 1830 een eigen

De graftekens Hef is niet eenvoudig een systeem te ontdel<l<en in de veellneid van graftel<ens. De 19e eeuw is een ingewikkeld samenspel van barok- en rokoko-resten meteen nadrukkelijke liefde tot de natuur. De empirestijl trachtte dit alles te normeren en te stileren, terwijl de Biedermeierstijl juist weer zicti daarvan los trachtte te maken. Er zijn op de 19e-eeuwse kerkhoven dan ook de meest uiteenlopende graftekens te vinden. Francaviglia heeft getracht deze in een systeem tot hoofdgroepen terug te brengen. De hoofdgroepen zijn evenals die in de geologie of de bouwkunst min of meer te dateren. Ook de uitbundige monumenten van Soestbergen zijn in hoofdgroepen onder te brengen. In het algemeen worden de graftekens tot de eeuwwisseling steeds monumentaler om daarna weer kleiner en soberder te worden. Op nieuwere begraafplaatsen komen uitsluitend de laatste typen voor, gemakkelijk als ze zijn voor een efficiënt onderhoud. De gotische staande steen komt over het hele tijdsbestek van 150 jaar voor, maar is steeds eenvoudiger geworden. Een strikte chronologie aan de hand van graftekens is op Soestbergen nietgoed mogelijk. Een aanvulling op de schematische weergave wordt gevormd door de grafhuisjes, in zwang geraakt door de opgraving van Pompeji, waar ze in de,,Gravenstraat" werden aangetroffen, waarna ze voor-

VU-Magazine 12 (1983) 2 februari 1983

begraafplaats bij de Mariakerk. Zij kregen daarom een eigen vak, „Oud-Rooms-Katholiek" genoemd. Ten westen van dit vak liggen de zgn. Engelse graven, waar 21 piloten van de Royal Air Force rusten, die in de Tweede Wereldoorlog boven of rond Utrecht zijn neergekomen.

al in Zuid-Europa populair werden. Deze huisjes blijven met de kelders van de heuvel geheel eigen kenmerken van Soestbergen. Uit de grafhuisjes ontwikkelde zich de staande steen met een klein dakje, die we nog herkennen in de hekstijlen aan de ingang. Vooral in de 19e eeuw moest de monumentaliteit van het graf recht evenredig zijn met de belangrijkheid van de overledene. Het is dan ook vreemd de direkteur van een Amsterdamse begraafplaats te horen verklaren, dat de monumentaliteit de aanblik van de begraafplaats,,... verstoort omdat de gevoelens welke tot dit bouwwerk leidden zijn verkoeld of afgesleten". Gelukkig heeft deze mening in de 20e eeuw weinig ingang meer gevonden en worden wij op menige begraafplaats herinnerd aan een laatste opmerking van Francaviglia, waarmee wij tot een afsluiting kunnen komen.

De necrogeograf ie

Afb. 4 ZONSONDERGANG BOVEN SOESTBERGEN (foto R. Rutting) Vak 8, dat rond 1810 in gebruik werd genomen, vormt de overgang van de landschappelijke aanleg naar het strak-zakelijke patroon. De hoofdpaden slingeren nog, maar de dwarspaden zijn recht. Ook de graftekens vertonen een overgang van de individuele monumenten naar de veel meer uniforme grafstenen.

,,Als de waarneembare ruimtelijke expressie van de dood kunnen begraafplaatsen ons heel wat leren over de levende mensen, die ze hebben aangelegd". De begraafplaats is niet minder dan de stad of het dorp een uitingsvorm van een beschaving, van een tijdperk en van een denkwereld. De plattegrond van de dodenstad is beter bewaard gebleven dan die van de levende, me77

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1983

VU-Magazine | 520 Pagina's

VU Magazine 1983 - pagina 83

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1983

VU-Magazine | 520 Pagina's