GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1985 - pagina 398

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1985 - pagina 398

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Roelf Haan

Voedseltaal

fi

In Wereld in ontwikkeling, het "veertiendaags overzicht van tijdschriftartikelen over problemen van de ontwikkelingsgebieden" dat het ministerie van Buitenlandse Zaken al sinds achttien jaar op aanvraag gratis rondstuurt, staat het volgende te lezen: "De wereldgraanvoorraad is sinds het einde van de jaren '60 niet zo groot geweest als nu, de wereldmarktprijzen voor granen zijn gedaald en het aantal verschepingen van voedselhulp naar landen met een tekort loopt op tot recordhoogte. Toch zijn delen van oostelijk en zuidelijk Afrika getroffen door de meest ernstige voedselramp en wijzen de vooruitzichten nauwelijks op verbetering. Vergeleken met het surplus op de wereldmarkt voor granen — bijna 130 miljoen ton — is het tekort in de 21 meest door hongersnood getroffen Afrikaanse landen niet erg groot: ongeveer 3 miljoen ton extra hulp zou vorig jaar de voedselramp hebben voorkomen en dit jaar kan men met minder dan 5 miljoen ton extra waarschijnlijk volstaan". Twee auteurs, B. Halloran en O. Walston, schrijven dit in het tijdschrift South van februari jl. De schrijvers geven op deze manier alleen maar aan om welke cijfers het gaat. Voedselhulp pleegt meestal in de eerste plaats in het belang te zijn van degenen die haar geven, en zeer verstorend in te werken op de economieën van de ontvangende landen. Het artikel noemt de voedselhulp een economisch wapen dat westerse exporteurs gebruiken om voor hen zelf markten te creëren. Vele Derde Wereldregeringen

zullen overigens dit economisch systeem niet aanvallen; zo heeft het leger van Somalië het leeuwendeel van de hulp naar zich toegetrokken om de eigen positie te versterken. In zijn boek Hunger for justice: the politics of food and faith (Orbis Books, New York 1980) beschrijft Jack A. Nelson wat de gevolgen werden van Public Law 480, de Amerikaanse wet op de voedselhulp van 1954. Op deze manier kon het voor de Amerikanen schadelijke probleem van de voedseloverschotten worden afgewenteld op de Derde Wereld. Door de ondermijning van de locale voedselproductie zijn vervolgens nieuwe markten gecreëerd, niet van voedsel voor de plaatselijke bevolking, maar van commerciële exportproducten bestemd voor de VS zelf. Op deze wijze kregen de VS in de Derde Wereld steeds grotere agrarische, maar ook industriële, financiële en militaire belangen. Toen in 1972 de Amerikanen zich in de volle omvang bewust werden van het probleem van hun handelstekort met het buitenland, legden zij zich toe op twee "oplossingen": een massieve campagne van wapenafzet aan de ontwikkelingslanden en voedselverkoop aan een wereld die leed aan tekorten die de VS zelf had helpen ontstaan. De vooruitzichten zijn er sindsdien niet beter op geworden. Wat betekent dit voor ons? Nelson verbindt de kwestie van de "food" onmiddellijk met die van de "faith"; voedsel en geloof hebben onmiddellijk met elkaar te maken. Dat wordt bijzonder helder gemaakt door

een bijbelstudie van de oud- en nieuwtestamenticus Joseph Grassi, die zijn graad verwierf aan -het Pauselijk Bijbelinstituut te Rome. In een zojuist verschenen boekje getiteld Gebroken brood en gebroken lichamen; de maaltijd van de Heer en de wereldhonger (Orbis Books, 1985) gaat hij na wat de onmiddellijke en geestelijke betekenis is van de viering van het in de christelijke kerk gebruikelijke Avondmaal — de Eucharistie — voor het hongerprobleem. De eenheid van de christelijke gemeente, die op Pinksteren in verschillende tongen sprak die onderling niet verstaanbaar waren, en dus een oorzaak hadden kunnen worden van de verdeeldheid, werd, aldus Grassi, bewaard doordat in de Eucharistie een gemeenschappelijke voedseltaal werd gesproken, in de gezamenlijke zorg voor de armen. De betekenis hiervan maakt hij duidelijk door een heldere lezing van de Evangeliën en de brieven van Paulus. Op deze wijze: door de betekenis te onderstrepen van het voedsel in het Koninkrijk van God, valt ook het volle licht op de figuur van Jezus. Jezus verscheen in een tijd waarin de onderdrukking van het gewone volk in Israël en de uitzichtloosheid van de situatie een dieptepunt had bereikt. Juist dan, in het gezicht van een totaal pessimisme als enige voor de hand liggende mogelijkheid, komt Hij met een volstrekt ander verhaal: de bekendmaking van een ander Koninkrijk, waarin de geloofsdaad jegens de hongerige en verdrukte centraal staat. Dat brengt hem in conflict met het

religieuze en maatschappelijke systeem. Allerlei verrassende nieuwe wegen openen zich daarop. Hij was de enige rabbi die vrouwelijke discipelen aanvaardde en tot zich trok. Hij zag er geen been in een Romeinse militair te hulp te komen, hoewel Zijn prediking een directe bedreiging vormde voor het op puur militaire macht gebaseerde Romeinse rijk. De middelen van geweld en overheersing wijst Jezus af. Hij stelt daarvoor andere middelen in de plaats, namelijk die welke voortkomen uit de kracht van geloof, gebed en van de Geest. Op die wijze moet, geheel in de lijn van het Oude Testament, het hongerprobleem te lijf worden gegaan. Voor onze moderne tijd en voor de westerse kerken concludeert Joseph Grassi, dat een christelijke gemeente, die niet volledig is zonder de avondmaalsviering (de viering van de gelijkheid, de eenheid en het verbond met God), evenmin christelijke gemeente is zonder een hongercomité. Dat is niet maar een stukje goede wil dat ook best kan worden uitbesteed aan het werelddiakonaat, maar een voorwaarde voor het geestelijk leven zelf, dat alles te maken heeft met economische systeemkritiek, vanwege de voedseltaal van het Koninkrijk.

: : • !

328

VU-magazine 14e jaargang nr. 9 oktober 1985

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

VU-Magazine | 530 Pagina's

VU Magazine 1985 - pagina 398

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

VU-Magazine | 530 Pagina's