GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1985 - pagina 88

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1985 - pagina 88

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gezeggertje Gevallen van overspel kwamen ook vrij veel voor, maar alleen waar het de boeren betrof en niet de boerinnen. Verrips verklaart dit verschil uit hetfeit dat boerenzoons veel later in het huwelijk traden dan boerendochters omdat de zoons moesten wachten tot hun vader zich terugtrok uit het bedrijf. Ze waren daardoor, volgens Verrips, "niet zelden behoorlijk seksueel gefrustreerd". Ondanks een aantal seksuele 'ontsporingen' hield de meerderheid van de boerenbevolking zich aan de regels ter onderdrukking van de seksualiteit. In zijn proefschrift stelt Verrips dat deze levensstijl zijn rechtvaardiging vond in het orthodox Calvinisme: "Het Calvinisme was uiterst funktioneel in die gebieden, waarin om ekonomische redenen zelfbeheersing op het seksuele vlak gewenst was. Het zette immers een premie op kuisheid, die om geheel andere redenen dan deze geloofsrichting aangaf, noodzakelijk was." Dat deze leefwijze ook in het huwelijk voortgang vond, blijkt uit het kleine aantal kinderen in boerengezinnen, vergeleken met arbeidersgezinnen. Voor een boer betekenden veel kinderen problemen bij de opvolging in het bedrijf. Voor arbeidersgezinnen daarentegen bood een grote kinderschaar grotere inkomensmogelijkheden en dus meer kansen op een beter bestaan. Het hebben van kinderen was in beide milieus overigens erg belangrijk. Ooms beschrijft, niet zonder ironie, in 'De Korevaars' het geval van Willem Korevaar die, als hij 48 jaar geworden is en nog steeds ongehuwd, zich zorgen gaat maken over zijn gebrek aan nakomelingen. Na veel moeite trouwt hij Geertje. Als ze zwanger is, verheugt Willem zich zeer op het kind, waarvan hij direct aanneemt dat het een jongen zal worden. Het blijkt een meisje dat kort na de geboorte overlijdt. Willem wordt verschrikkelijk kwaad op zijn vrouw en straft haar door niet meer tegen haarte praten. Ondanks datwordtze toch weer zwanger, en ditmaal is het een jongen. Geertje zal het echter niet overleven. Willem, die nu weer tegen haar praat, kanditniets schelen; " 'Willem, je vrouw begeeft het!' riep Gerrigje Klomp. En toen vroeg hij: 'Leeft het jonkie toch nog goed?' Hij keek In de krib, aan het voeteneind van de bedstee. Ja, het jonkie leefde. Toen zegde hij: 'Gendag Geertje! Er is nou toch een gezeggertje op 't Hoog Huis!'"

70

Braankse gemaal Vrouwen lijken er in de boeken van Ooms niet best af te komen. Veel vrouwen raken ongewenst zwanger, ze plegen overspel, ze verleiden arme onschuldige boerenjongens en ze zijn eigenlijk alleen maar van belang voor hun erfdeel. Toch gaat dit beeld niet voor alle boeken van Ooms op. In 'DeHaneveertjes' laat hij drie zusters samen een winkeltje drijven en niet zonder succes. 'De Watermolen' gaat over een vrouwelijke molenaar aan het eind van de negentiende eeuw. Watermolens waren in de waard erg belangrijk om het niet denkbeeldige gevaar van overstroming te keren. Engeltje van der Zouwe's vader was molenaar, maar hij kreeg tijdens de uitoefening van zijn beroep een ongeluk en viel van de molen. Engeltje trouwt later met Adriaan van Gils, ook een molenaar. Dankzij Engeltje's verzoeken aan het polderbestuur wordt Adriaan benoemd tot waterpezer op het Braankse gemaal. Enkele jaren na hun huwelijk overkomt ook Adriaan op de molen een dodelijk ongeluk. Engeltje blijft achter met een kind en richt een verzoek aan het polderbestuur om als molenaarster aangesteld te mogen worden. Dat verzoek bracht nogal wat consternatie teweeg, want een vrouw opeen molen was nog nooit voorgekomen. Het polderbestuur besluit met een krappe meerderheid en ondanks veel tegenstand Engeltje op de molen te benoemen, deels omdat ergeen andere waterpezer beschikbaar was. En ze doet het uitstekend op de molen. Tot ze het té goed doet. Eerzuchtig als ze is, wil ze doen wat geen man ooit gedaan heeft: drie duim water in een etmaal wegmalen. Dat lukt haar ook, maar dan komen de molenaars van naburige molens in opstand. Die accepteren niet dat een vrouw het beter kan dan zij. Eén van hen belegt een vergadering: " 'Wat Engeltje van Gils in Braank gedaan heeft, zou mooi geweest zijn als ze een vent was', begon bijzijn zeg bij de watermolenaren In de waard. 'Maar Engeltje van Gils is een f rommes en daarom acht ik haar werk niet. Waar blijven wij, rechtschapen waterpezers, nu een vrouwspersoon doet, wat wij nog niet deden? Laten we 't maar eerlijk tegen malkander zeggen: De poldergezeggers kijken er ons op aan, wij worden er door geminacht. (...) Het Braankse polderbestuur heeft Engeltje van Gils benoemd, maar het Is een goddeloos stuk, naar mijn bezien. Een vrouw moet vrouw blijven, de

wereld moet niet veranderen. De apostel Paulus was er beter achter dan de Braankse poldergezeggers, durf ik zeggen. Wij pezers moeten toch allegaar erkennen dat het een kwaad geval voor ons is dat een frommes zulk een prestatie deed.' " Ze richten een verzoek aan het Braankse polderbestuur Engeltje van de molen te halen. Het bestuur bezwijkt onder de druk en Engeltje moet weg. Op de laatste dag op de molen overkomt ook haar het ongeluk dat eerder al haar vader en man overkwam: "Engeltje stortte van de logge molentrap van grote hoogte naar beneden." Het is in dit boek duidelijk dat de sympathie van Ooms bij Engeltje ligt, en niet bij de jaloerse molenaars die Engeltje van de molen afjagen. Toch wist hij geen andere oplossing te bedenken dan haar aan het eind van het boek te laten overlijden. Iets anders was, zeker gezien de tijd waarin de roman speelt, ook wel moeilijk geweest. Schuldbesef De streekromans van Ooms zijn, zoals ook uit voorgaande blijkt, geen dromerige verhalen, maar romans over mensen die in hun dagelijks leven veel narigheid meemaken en gebukt gaan onder hun zwaarmoedigheid. De godsdienst is in de romans zowel een moreel kader op grond waarvan de samenleving ingericht behoort te worden, als een richting en troost voor individuele mensen. Het geeft veel personages de moed en kracht hun taak te volbrengen, zonder dat de romans daardoor iets belerends of irritants krijgen. Op de vraag waarom Ooms altijd over die zwaarmoedige mensen schreef, antwoordde Hendrik Algra volgens Trouw: "Omdat hij die mensen kenae en liefhad. Zij gingen gebogen door het land, gebogen over hun werk en hun zorg, gebukt onder hun schuldbesef, gehavend door vooroordelen. Hij liep naast hen." Overigens kon Ooms ook heel humoristisch schrijven. Door deze twee componenten — zwaarmoedigheid en liefdevolle humor — geven de romans van Ooms een getrouw beeld van het leven van een groep mensen aan het begin van deze eeuw in een streek van Nederland die het wegens zijn orthodoxe karakter helaas vaak moet ontgelden. De romans van Ooms laten mensen zien die strijden met hun geloof en met de wereld, een strijd die velen voeren. D

vu-Magazine 14 (1985) 2 februari 1985

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

VU-Magazine | 530 Pagina's

VU Magazine 1985 - pagina 88

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

VU-Magazine | 530 Pagina's