GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1985 - pagina 332

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1985 - pagina 332

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

niet wat er in de achterhoede van de gereformeerde troepen leefde. Dan ging ik met hem mee het land in. En ik speelde hem dan wel eens teksten toe, zo in de trant van: u moet dat zeggen excellentie, of: dit bedoelen ze zó." Colijn was een zéér rechtvaardig mens, daarvan is Jo van Dorp diep overtuigd. ,,Hij had een uitstekend gevoel voor verhoudingen, maar was niet sentimenteel ten opzichte van de arme boeren en arbeiders. Maar rechtvaardig was hij. Oók voor de mensen die niks hadden. Kijk, die hele strijd om de gave gulden, waar hij eigenlijk berucht mee is geworden, kwam voort uit het gevoel dat het oneerlijk was om de gulden te laten devalueren. Dat vond hij een zonde tegen het negende gebod. Als een gulden zóveel waard is in het internationale verkeer, moet je die waarde niet ineens gaan verminderen. Héél principieel was-ie daarin. Dat was zijn onwrikbare standpunt, al mag je het van mij achteraf bekrompen noemen." "Ik heb wat boekles geschreven. Oók om het geld", zei Jo van Dorp, vóór we het gesprek begonnen, in oprechte bescheidenheid. Het is dezelfde eerlijkheid die één van de kenmerkende eigenschappen is van haar werk, waarin steeds de eerlijke verontwaardiging van de schrijfster over gesignaleerd onrecht, onzichtbaar tussen de regels gedrukt staat. Nergens

Dood voor de dood In de keuken staan de witgedekte tafels. Bedrijvig lopen Heil en twee kleindochters rond om te bedienen. De dragers krijgen op de deel een slokkie. Een familielid stopt hen twee rijksdaalders, verpakt in krantenpapier in de hand. Dat is meegenomen. Gauw gaan ze weg. Je kun nog net voorden melken verkleed zijn. Dan verzuim je heiegaar niks. De verkleumde handen om een kop koffie, wachten de mensen op het sein van beginnen. Zo'n bakkie knapt een mens op, as het zo nat is. Behoedzaam vouwen de vrouwen hun rokken om de stoven. Er is niks zo slecht as kouwe voeten. — Dominé, wil je een zege vrage? De jonge stem breekt de stilte. Moeilijk vindt hij zijn woorden, deze dominé, want hij zoekt ze in zijn hart. Gretus de Goei wrijft met zijn zakdoek over zijn ogen. — Dankie, dominé. Dominé is al eerder op bezoek geweest. Toen is hij door een anderen bezoeker geestelijk gekeurd. Dat heeft hem belet vrijuit te zeggen, wat hij wilde. — Ik zal uw vrouw 's Zondags missen. — Jaat, ze gong graag naar de kerk. — Ze luisterde goed. — Ze hieuw van je preken dominé: net ofte Here der achter staat, zee ze es. Nou is ze weg... en ze heb niks meer kinne zegge. Vragend zien de ogen van den ouden boer zijn herder en leraar aan. Ziekelijk mystiek, overgeestelijke ligging. Waar kwam die uitdrukking

270

een spoor van schijnheiligheid. "Dat zei Colijn nou ook altijd over mijn boeken", is haar reactie op dit compliment, "dat het allemaal zo eerlijk was. Maar kijk eens even, beste jongen, het is veel moeilijker om te liegen dan om eerlijk te zijn. De waarheid herinner je je altijd wel. Maar het is waar dat er heel wat zogenaamd christelijke boeken zijn geschreven, waar de schijnheiligheid vanaf druipt. Dan werd er ergens nog een stichtelijke bijbelteksttussen gefrommeld — hier nog een stukje Jacobus, daar een beetje Paulüs — en hup, dan hadden ze weer zo'n kerstboom. Ik kan niet sjoemelen. Bij mij kwam het schrijven grotendeels uit het onderbewuste. En dat is eerlijk, hè? Een boek schrijven is net als een taart bakken, met meel en boter en suiker. De bakvorm is de compositie en de rest moet je door mekaar klutsen. En dan moet jed'rgeen piccalily doorgooien. Ik begon altijd vanuit een gegeven dat ikzelf bedacht. Daar bracht ik vooraf een structuur in aan, ik maakte een plattegrond. En pas als ik de laatste zin in m'n kop had, kon ik de eerste opschrijven. Zowerktedat." Zonder dat dat woord toen al in zwang was, hebben de boeken van Jo van Dorp een 'oecumenische' inslag. Als in bij voorbeeld Boven de polder de hemel de katholieke dagloner Kors bekent weesgegroetjes

de dood. Dood voor de dood! Als een gifgas, dat de hoop verstikt, kruipen deze woorden over de mensen. Dood voor de dood... — Ju... o Ju, roept het oude hart van Gretus de Goei. Wie hoort dat? Wie ziet het, gebogen als zijn hoofd is, onder de veroordelende woorden van zijn schoondochter? — Ze het nooit wat gezeid, en al gong ze nou ok nog zo trouw naarde kerk en kwam ze an ok, daar kin een dooie zondaar net zo goed komme as een levend kind. De echte discipelties blijve vaak weg om datte ze veuls te goed wete, datte ze der gebrocht motte worden en dat dat wat veur een mins is. Het past mijn niet om een oordeel uitte spreke. Klaas Geneuchelijk kwam hier ok wel, niet? De Goei knikt. In hem groeit de vrees, nog meer veroordelingen te horen. — Nou, in die zee: Ik dink, dat vrouw de Goei nog wel is raar zou kinne komme te kijke. Zelfbewust ziet tante Gerrigie de kring rond. Verslagen gezichten onder een loodzware stilte. Ze durven niks te zeggen. Ze hadden toch geen woord van moeders gehad. En al wou je het nou nog zo graag, iemand in de hemel prate dee je niet. Dat was grote zonde. Diepe smart komt in hun harten. Judith huivert. Ze hield veel van haar grootmoeder. De dode is dus op haar plaats gezet. Nu zijn de levenden aan de beurt, a

vandaan? 'n College-dictaat of het oordeel van een classis collega, na de aanneming. Nu wordt het werkelijkheid. Hij ziet de angst in de ogen van den boer. Hij moet spreken. Stil is het als in een rechtzaal vóór een vonnis. Hij voelt de mensen wachten. — We weten allen, dat uw vrouw met daden betoond heeft, lust in den dienst des Heren te hebben, zegt hij met nadruk. Grote rust komt op het gezicht van de Goei. Nu is het goed met Ju. Vele buren knikken instemmend. Vrouw de Goei was een best mins. Tante Gerrigie nijpt de lippen op elkaar. Ze zegt niets, dat doe je niet, as de buren er nog zijn. Drie ervan binnen nog rooms ok, nou en die help de pestoor in de hemel. Dan kin je over die dinge niet prate. De vreemden vertrekken één voor één. Dominé het laatst. — Ik heb slechte schik van dat ventje gehad, opent tante Gerrigie haar aanval mettrommelvuur. — Hij had moeders motte late legge voor wat ze was. Gezeid het ze toch maar niks. Wie antwoordt tante Gerrigie? Ze is een levend kind. Daar mot je af blijve, anders bezondig je je. Haar bekering is even goed uitgemaakt als het vetgehalte van haar kaas. — Ze kón niks meer zegge. Zwak is deze verdediging der stelling. (Fragment uit 'Boven de polder de heDe twijfel is binnengedrongen. mel'. Bosch en Keuning, 1936) — Nou, en tevore was ze ok al dood voor

VU-magazine. 14e jaargang nr. 7,juli/augustus198

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

VU-Magazine | 530 Pagina's

VU Magazine 1985 - pagina 332

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

VU-Magazine | 530 Pagina's