GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1985 - pagina 464

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1985 - pagina 464

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

tussen deze twee grootheden is nu behoorlijk scheefgegroeid. Het gedeelte van de export dat aangewend zou moeten worden voor aflossing van schulden (in theorie) is zó groot geworden dat van terugbetaling nauwelijks sprake kan zijn. Enkele cijfers. De schuld van Latijns-Amerika bedroeg in 1984 310,5 miljard dollar. In 1977 was dat 109,1 miljard dollar. De schuld van Latijns Amerika, uitgedrukt als percentage van de export, was in 1984 273,3. (in 1977: 202,9 procent). De jaarlijkse rente en aflossing bedragen 42,7 procent van de export (in 1977: 28,2). Jaarlijks moeten de Latijnsamerikaanse landen dus 42,7 procent van de opbrengsten van hun export afdragen aan westerse banken en ander schuldeiers. En dat alles als gevolg van een schuld die zij in het verleden hebben opgelopen, en die nu alleen nog maar groeit, in plaats van afneemt.

dat de particuliere banken hun leningen aan Mexico met vijf miljard verhogen. Twee weken lang werken bankiers uit verschillende westerse landen aan een oplossing voor het probleem Mexico. Zij telefoneren de hele wereld af om het bedrag bij elkaar te krijgen en zo het failliet van Mexico (en dus hun eigen failliet) te voorkomen. Het lukt. Er onstaat géén crisis. Waarom niet? Omdat, zo verklaart de Griekse bankier Zombanakis, de mensen die in paniek hadden kunnen raken, op vakantie waren. Ze eindigt het 'zwarte weekend'. unnen bedrijven of banken bankroet gaan? Ja. Kunnen landen bankroet gaan? Nee, want dan zouden hun schulden groter moeten zijn dan hun bezittingen, en dat is vrijwel nooit het geval. Toch zijn de geluiden over een 'schuldencrisis' niet van de lucht. Landen zouden failliet gaan, er dreigt een run op de banken, en tenslotte zakt de wereldeconomie volledig in elkaar. Zo'n vaart zal het echter niet lopen, menen velen, al ontkennen zij niet dat de situatie tamelijk ernstig is. Het verloop van de wereldeconomie is dan ook bijzonder grillig. De drie hierboven geschetste gebeurtenissen markeren evenzovele veranderingen, al kan er van een direct oorzakelijk verband geen sprake zijn. De optimistische kijk van vlak na de Tweede Wereldoorlog resulteerde in een systeem waarin de economie groeide en de westerse landen rijker en rijker werden. Aan het eind van de jaren zestig werden de vaste wisselkoersen losgelaten en zakte het systeem in elkaar. Het tij keerde vooral voor de zogenaamde NlC's, de Newly Industrialized Countries, rond 1980. Deze landen — die vooral te vinden zijn in Latijns Amerika en Azië — sloten enkele jaren daarvoor enorm hoge leningen af die zij nu niet meer kunnen terugbetalen. Zij slagen er vaak slechts in niet meer dan de rente te betalen, maar soms kan die rente alleen nog maar worden betaald door het afsluiten van een nieuwe lening. Prof. dr. H. Visser, hoogleraar geld- en bankwezen en internatinale economische betrekkingen aan de economische faculteit van de VU, kenschetst het probleem 'schuldencrisis' aldus: "Vooral Latijnsamerikaanse landen hebben een enorm bedrag aan kortlopende schulden uitstaan. De banken aan wie ze die schulden moeten afbetalen, zijn op het ogenblik heel moeilijk bereid deze te vernieuwen. Behalve die aflossing, is er ook nog het probleem van de rentelast die behoorlijk hoog is. Bovendien wordt het voor deze landen steeds moeilijker nieuwe leningen te krijgen. Het tragische is nu, dat het in de ontwikkelingsfase waarin deze landen verkeren, jyist heel normaal is als je netto leent van het buitenland. DaJ wil dus zeggen dat je schuld ten opzichte van het buitenland ieder jaar groeit. Dat is nodig om te kunnen investeren als de besparingen in het binnenland niet voldoende zijn. We moeten niet vergeten dat de Verenigde Staten in de vorige eeuw óók netto schuldenaar waren!"

K

Het schuldenprobleem bestaat, simpel gezegd, uit de volgende zaken: 1. de zogenaamde NIC's hebben hoge bedragen aan schulden uitstaan (over het waarom van deze leningen straks) 2. ze slagen er niet in deze leningen af te lossen 3. ze slagen er soms ook niet in de rente te betalen 4. omdat ze niet kredietwaardig worden geacht, krijgen ze geen nieuwe leningen meer 5. als ze geen nieuwe leningen meer krijgen kunnen ze de rente niet betalen en hun leningen niet aflossen. Op 11 januari 1984 stuurt de president van de nationale bank in Argentinië een telex naar de leidinggevende NewYorkse banken, met daarin de mededeling dat Argentinië

380

caatslening bevatte ook een andere tot dan toe ongebruikelijke renteberekening. De banken behteljlen zich het recht voor de rente elk half jaar te herzien. Deze 'roll-over kredieten ' hebben de situatie voor veel Latijnsamerikaanse landen drastisch verslechterd. Tegelijkertijd waren er in de Verenigde Staten enkele mensen die zich zorgen maakten over de enorme geldstroom van de olielanden naar westerse banken. Senator Frank Church bij voorbeeld, onderzocht de politieke implicaties van de Arabische miljarden. Ondanks de onwil van de bankiers gegevens over de aan hen toevertrouwde 'petrodollars' te verschaffen ("u brengt het nationaal belang in gevaar"), wist Church aan te tonen dat de OPEC-landen voor 11,3 miljard dollar bij de zes grootste Amerikaanse banken leningen hadden uitstaan. De helft van dat bedrag kon in minder dan dertig dagen worden opgenomen. Het onderzoeksrapport waarschuwde: "SaoedieArabië heeft in de laatste oorlog in het Midden-Oosten niet geaarzeld om de olie als wapen tegen de Verenigde Staten te gebruiken; er is geen waarborg dat ze een volgende keer niet ook met het geldwapen zullen gaan zwaaien ". De westerse banken aarzelden niet de petrodollars aan de derde wereldlanden op te dringen. De kortlopende oliekredieten werden omgezet in langlopende leningen...

Over de oorzaken van de penibele positie waarin de schuldenlanden zich bevinden, zijn de meningen opvallend gelijkluidend. De oliecrisis en de economische recessie. Prof. dr. H. Visser: "De eerste oliecrisis leidde tot enorme beleggingen van olielanden bij westerse banken. De westerse bankiers gingen vervolgens met het geld leuren. Er were tweede oliecrisis plaatst men meestal zo rond 1979. den veel kredieten verleend aan vooral Zuidamerikaanse Prof. Visser: „Het westen ging toen een ander beleid landen. Dat gaf toen eigenlijk weinig problemen omdat bij voeren dat meer was gericht op het bestrijden van de infladeze eerste oliecrisis de wereldhandel nog niet zo in elkaar was gezakt. Ook het Internationaal Monetair Fonds meent tie dan het op peil blijven van de bestedingen. Tijdens de dat er met dat geld redelijk is geïnvesteerd. De produktieca- eerste oliecrisis gebeurde dat wel." paciteit werd uitgebreid en de export groeide, waardoor goederen konden worden verkocht om de rente te betalen. De rente was nog niet zo hoog en er was wel inflatie. De reële schuldenlast steeg dus niet zo hard." De gelden die beschikbaar kwamen door de enorme verhogingen van de olieprijzen, stelden de oliesjeiks na verloop van tijd voor enkele problemen. Het vermogen was zo gegroeid dat Saoedi-Arabië en Koeweit, als ze dat zouden willen, op de internationale effectenbeurzen de Bank of America in zestien dagen zouden kunnen opkopen. Ze wendden hun geld echter aan voor de bouw van prestige-objecten in hun eigen land, maar vooral de wapenindustrie profiteerde van de ongebreidelde koopzucht. De buitenlandse verkoop van wapens door het Pentagon verdubbelde tot een totaal van 8,3 miljard dollar in 1984; bijna de helft daarvan ging naar Iran. En nog was het geld niet op. De petrodollars werden uiteinProf. dr. H. Visser: delijk op westerse banken gestort. „Dat geleur met geld De bankiers konden hun vreugde niet op. Er verschenen zag je hier ook." dan ook steeds meer tweederangs bankjes die een graantje wilden meepikken. De banken belegden het geld in onroerend goed of trachtten landen in ontwikkeling leningen op te dringen. Zij openden daar filialen of verwierven zich buitenlandse dochters. Enkele bankiers introduceerden een nieuw bankierschap, waarbij de banken niet meer passief afwachten, maar zelf proberen hun leningen ergens te slijten. Bovendien nam de |' in de jaren zestig al geïntroduceerde syndicaatslening, waar- ff bij verschillende banken samen intekenden op een lering;*| \t • die te hoog was voor één bank, in belang toe. De syndi- '*

D

voorlopig niets van zijn schulden kan betalen. Mexico had dat al eerder laten weten, in 1982. Een derde grootschuldenland is Brazilië (totale schuld ongeveer 92 miljard dollar). John Maynard Keynes constateerde eens: „Als ik een schuld van duizend pond heb bij mijn bank, zit ik met een probleem. Maar als ik een schuld heb van een miljoen pond, zit mijn bank met een probleem." En met dit probleem zitten de banken nu. De president van De Nederlandse Bank, dr. W. F. Duisenberg, beschreef naar aanleiding van het geval Mexico, de kettingreactie die op gang had kunnen komen als het land zijn schulden werkelijk niet had betaald: "Op dat moment zou de totale financieringsstroom naar Mexico zijn gestopt, en zou niet alleen Mexico geen geld meer hebben gekregen, maar dan zouden ook die elfhonderd banken hun geld niet meer op tijd hebben teruggekregen. Daarmee zouden dan de banken op hun beurt niet meer aan hun verplichtingen jegens hun krediteuren — spaarders en pensioenfondsen, maar ook weer ander banken die hun geld bij de bank neerzetten — hebben kunnen voldoen, en daarmee was er de dreiging dat het hele financiële stelsel in elkaar zou storten.' ' et 'zwarte weekend' van Mexico heeft deze reactie — voorlopig althans — kunnen voorkomen. De snelle hulp van westerse bankiers werd niet zozeer gevoed door medelijden, dan wel door de angst zélf failliet te gaan. Wanneer de schuldenlanden werkelijk zouden besluiten hun schulden en de bijbehorende rente niet meer te betalen, staan de westerse vrijwel banken machteloos. Zij kunnen weliswaar via juridische middelen de landen tot betalen bewegen, maar waar niet is, verliest de keizer zijn recht. De banken zijn zich hier uiteraard zeer goed van bewust, zodat zij niet aarzelen nieuwe leningen te verstrekken om de oude te kunnen afbetalen. Een en ander gaat overigens wel gepaard met een fikse verhoging van de rente. Om de financiële positie van de schuldenlanden in kaart te kunnen brengen, wordt gebruik gemaakt van de term schuldendienstratio. Daarbij wordt de totale schuldenlast (de jaarlijkse verplichte afdracht aan rente en aflossing) in verband gebracht met de opbrengsten uit de export. De verhouding

Gaarkeuken in Argentinië (Maya Pejic)

H

(AVC/VU)

%

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

VU-Magazine | 530 Pagina's

VU Magazine 1985 - pagina 464

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

VU-Magazine | 530 Pagina's