GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1985 - pagina 262

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1985 - pagina 262

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Roelf Haan

Kijken achter de krant Salatiga(Java) Op uitnodiging van de VU en haar "Indonesische counterpart" de Universitas Kristen Satya Wacana verblijf ik een maand als gast op de uitgestrekte campus van deze in 1956 begonnen en nog steeds groeiende protestantse instelling voor hoger onderwijs op Midden-Java. Met haar zeven faculteiten (rechten, economie, landbouw, biologie, electrotechniek, theologie en natuurkunde) en een lerarenopleiding voor diverse richtingen is Satya Wacana een van de belangrijkste universiteiten in Indonesië. Haar niveau dwingt respect af. De samenstelling van de academische gemeenschap heeft een nationaal karakter: studenten en docenten komen uit vele delen van Indonesië, m e t n a m e h e t oosten. Deze universiteit ziet nu haar 30ste verjaardag naderen en stelt zich vragen over de toekomst van de Indonesische samenleving en de plaats daarin van een christelijke instelling voor hoger onderwijs. In die bezinning wil zij de VU betrekken. Mijn bijdrage daaraan kan uiteraard geen betrekking hebben op de concrete Indonesische situatie; bij de gesprekken die wij hierover deze maand voeren, ben ik gevraagd een rol van "buitenstaander" te spelen. Een wijs man heeft eens opgemerkt — ik geloof dat het Willem Aantjes was — dat het best mogelijk is om, als men voor het eerst een vreemd land bezoekt, een terzake doend 'verslag' te schrijven, als het verblijf maar niet langer duurt dan twee of drie weken. Daarna blijkt alles niet meer zo eenvoudig te zijn, en wijzigen zich de impressies en conclusies voortdurend. Je zou er zeven jaar moeten wonen alvorens weer een verstandig woord zou zijn te zeggen. Mijn ongeluk is dat ik vier weken blijf, dus te lang en te kort.

216

Trouwens, het probleem van wat wij gewend zijn " e c o n o mische ontwikkeling" te noemen is, dat wij nauwelijks kunnen weten waarover wij het hebben. Dieper beschouwd gaat het over technologische ontwikkeling. Niemand zal ontkennen dat de "modernisering" van de Derde Wereld-samenlevingen een vergaande ontworteling van de bestaande economieën en culturen tot gevolg heeft. Dit gaat in zo'n snel tempo dat het ondoenlijk is zinnige voorspellingen te doen over de komende tien jaar. Iedereen die degelegenheid krijgt, probeert voor zich in dit moderniseringsproces carrière te maken. Maar al die "micro"-belangen bij elkaar tellen nog niet op tot een harmonieuze "macro"-ontwikkeling. Wij weten nauwelijks wat wij doen. Er zijn andere effecten van de invoering van de moderne technologie dan die welke wij (gemakshalve) onze "doelstellingen" noemen, die gewilde effecten dus. Er is ook een groot aantal niet bedoelde neveneffecten, die slechts ten dele voorzienbaar zijn. Een deel van de onvoorzienbare problemen kan aan het licht komen en worden "opgelost". Maar dan blijven er nog de effecten die niet worden verholpen en die niet eens aan de oppervlakte komen. Over zulke vragen is het mogelijk, uit Europa komend, met Indonesiërs van gedachten te wisselen. De inhoud van de krant heeft geen betrekking op het verborgen Indonesië, maar uitsluitend op dingen die ik allang wist zonder hier ooit te zijn geweest, ledere dag zegt die krant hetzelfde. Mijn Engelstalige Jakarta Post geeft op volkomen voorspelbare wijze zijn berichten over de "modernisering". Vrouwen uit het binnenland en Kalimantan, die de stad bezoeken, schamen

zich over hun uiterlijk, leggen hun oorringen af, en laten hun oorlellen plastisch-chirurgisch repareren. De echtgenote van een minister in Jakarta deelt een prijs uit in een schoonheidswedstrijd van vrouwen die " w e l " mooi zijn. De televisie vertelt mij, als ik van mijn lectuur op kijk, in het Engels zelfs, hoe ik, als ik een jacht zou bezitten, op de beste wijze mijn hobby kan maken van het diepzee-zwemmen. De krant geeft veel buitenlands nieuws, in een al evenzeer bekend perspectief, met name over ZuidOost-Azië en het "communistische gevaar" in de Philippijnen. In Indonesië gaat het dan weer over drugproblemen onder de jeugd, geslachtsziekten op grote schaal, vervuiling door chemische bedrijven in Jakarta en in Atjeh, "deregulering". Ik heb mijn best gedaan in de krant iets anders te vinden, maar las niets over "ontwikkeling" in de zin waarin wij onze economiestudenten suggereren dat die aan de orde is: vooruitgang, meer welvaart. Natuurlijk gaan de cijfers omhoog; de inkomensverdeling wordt zelfs gelijker (de middenklasse groeit), hoewel de armste 40 procent tussen 1960 en 1980 is teruggevallen van 25 procent van het nationale inkomen tot slechts 10 procent. Maar wat zijn de reële veranderingen achter deze cijfers? Waar is "the invisible country"? Waar "de participatie van het volk in de ontwikkeling"? De Javaanse rijstboeren en -boerinnen die wij op het land tegenkomen zijn imponerend: "dank z i j " of " o n danks" de "vooruitgang"? Tóch een krantebericht: "Dorpscoöperatie gaat failliet in Maluku". Weer een bewijs dat "ontwikkeling van ondero p " een illusie is? Het tegendeel blijkt. Het gaat over een Ambonese coöperatie van

300 vissers, die in 1978 10 boten kregen voor 56 miljoen rupiah per stuk, af te betalen in 20 jaar. Het geld kwam van de Wereldbank. Hoe vindt de Wereldbank zijn weg naar de "people's participation"? Ergens tussen Ambon en Washington ligt een scheepswerf op Java, die van de lening profiteerde. Een goede order. Een micro-succes. Maar deze boten beantwoorden niet aan de Ambonese situatie. Het verkeerde hout werd gebruikt; een verkeerd model werd gebouwd, zo groot namelijk dat de vissers zelf geen reparaties konden uitvoeren. Daarvoor zou een doek nodig zijn, en dat hebben ze niet. Waren de boten volgens hun eigen inzicht gebouwd geweest, dan zou het goede materiaal zijn gekozen en hadden reparaties kunnen worden uitgevoerd op het strand, bij laag water. De vragen die Satya Wacana kan oppakken zijn immens. De leiding van de universiteit begrijpt dat het niet voldoende is technici op te leiden voor beroepen waarin een boterham te verdienen is. Het gaat niet alleen om de werkgelegenheid op zo'n Javaanse werf, het gaat ook om die driehonderd vissers die slachtoffer werden van ontwikkelingshulp. Dat vraagt niet slechts om " e t h i s c h e " bijsturing van het ontwikkelingsproces. Het gaat ook niet om "wel of niet" de moderne technologie. Waar het op aankomt, aldus het pas verschenen diepzinnige boek van de Japanse theoloog Kosuke Koyama, getiteld De berg Fuji en de berg Sinai, is dat wij zien dat de moderne technologie niet maar vragen omtrent ,,doelstellingen" stelt, maar omtrent de zin zelf van ons leven. Daarmee zijn we terug van de ethiek bij de religie. Daar pas begint de probleemstelling omtrent de plaats van een christelijke universiteit in een niet-christelijke samenleving. De vorm van die vraag en de dynamiek van die samenleving zijn in Salatiga en Amsterdam niet meerverschillend.

vu-Magazine 14(1984) 6 juni 198'

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

VU-Magazine | 530 Pagina's

VU Magazine 1985 - pagina 262

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

VU-Magazine | 530 Pagina's