GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1986 - pagina 421

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1986 - pagina 421

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

ding tussen man en vrouw ook hier toch uiteindelijk weer de doorslag zou gaan geven. Want — zoals het citaat uit de wervend bedoelde folder al aangaf — in het vervolg zouden de betere posities in dit eens zo typische vrouwenberoep nog voornamelijk zijn weggelegd voor mannen. Op de doorbreking van de man-vrouwverhoudingen valt, althans voor zover het de verpleging betreft, dus nog wel wat af te dingen, zo valt dan ook recentelijk in kritische, meest feministische kringen als mening te beluisteren. Maar tegelijkertijd levert het daar ook verwarring op. Want dient de onmiskenbare defeminisering van het verpleegkundig beroep, emancipatorisch gesproken dan, nu gelaakt of juist toegejuicht te worden...? "Als een jongen al vijf jaar op de afdeling werkt en hij kaart zelf niets aan, dan zeg ik tegen hem: 'Je kunt toch niet tot je veertigste met po's blijven lopen!' Bij vrouwen denk ik zoiets niet." Een illustratieve uitspraak van een leidinggevende in een ziekenhuis, geciteerd door Marlies Ott in haar proefschrift over de minderheidsposities van politieagentes en verplegers, getiteld Assepoesters en kroonprinsen. Het boek van Ott, grotendeels het verslag van een onderzoek, geeft een aardig beeld van wat wel als 'arbeidsdeling naar sexe' wordt aangeduid. Terwijl mannen en vrouwen op verpleegafdelingen in principe dezelfde taken verrichten, blijkt dat in de praktijk meestal anders uit te werken. Ott's onderzoek laat zien, dat de taakverdeling naar sexe vooral tot uitdrukking komt in het gegeven, dat mannen vaker de medische en technische klussen verrichten, èn de karweitjes waarbij hun grotere lichaamskracht van pas komt, terwijl vrouwen, vaker dan mannen, het 'sopwerk'en de directe zorg voor de patiënten, de zogenaamde bedside-nursing, voor hun rekening nemen. Schrijnender nog is het feit dat, zoals het citaat illustreert, verplegers vaker gestimuleerd worden om in hun beroep carrière te maken, dan hun vrouwelijke collega's. En niet zonder succes. Nu al is het zo dat het vooral de verplegers zijn die opklimmen tot de hogere functies, als die van hoofdverpleegkundige en hoofd van de verplegings-

dienst. Met name voor de periode tussen 1977 en 1980 brengt Marlies Ott die ontwikkeling treffend in beeld. Terwijl de positieverbetering van de mannelijke verpleegkundigen onmiskenbaar is, gaat dit gepaard met een gelijktijdige verslechtering van de positie van vrouwelijke gediplomeerden. Vrouwen treft men in toenemende mate aan onder de relatief lager gewaardeerde functies als 'waarnemend eerste verpleegkundige' en vooral als ziekenverzorgende. Deze laatste functie, die overigens enigszins vergelijkbaar is met die van de historische 'pleegzuster', bestaat nog niet zo lang. De ontstaansreden ervan houdt verband met de opkomst, sinds 1950, van verpleegtehuizen waar de hulpbehoevende, langdurig zieken worden ondergebracht, nu het ziekenhuis vooral 'behandelplaats' is geworden. Aan de opleiding tot ziekenverzorgende worden veel minder hoge eisen gesteld; het technisch-medische aspect kan daarin namelijk grotendeels achterwege blijven. Het zal geen toeval zijn dat ziekenverzorgenden vrijwel uitsluitend vrouwen zijn. Natuurlijk ligt de schuld van dit alles niet uitsluitend bij leidinggevenden in ziekenhuizen, die de mannelijke verpleegkundigen schaamteloos zouden voortrekken. Een deel van de oorzaak ligt ook in het verschil in ambitie tussen mannen en vrouwen binnen de verpleging. Zo streven, blijkens hetzelfde onderzoek van Marlies Ott, ruim zes van de tien mannen ernaar in de verpleging carrière te maken en die op een leidinggevende post te beëindigen. Bij hun vrouwelijke collega's is die ambitie slechts in een kwart van de gevallen aanwezig. De meeste vrouwen blijven liever 'gewoon' verpleegkundige, en dan bij voorkeur in deeltijdbanen. En daaraan liggen natuurlijk — nog steeds — traditionele, algemeen maatschappelijke opvattingen over verschillen tussen mannen en vrouwen ten grondslag. Dat bleek nog eens ten overvloede toen onlangs de aan het VU ziekenhuis gelieerde School voor verpleegkundigen het 25-jarig bestaan vierde met een symposium en een reünie voor oud-leerlingen. Hoewel de zaal voor veruit het merendeel was gevuld met

vrouwen, bleek bij een op eigen initiatief ondernomen, steekproefsgewijze rondvraag nog maar een gering deel van de gediplomeerden in het verpleegkundig beroep werkzaam te zijn. Veel vrouwelijke oud-leerlingen bleken hun tijd thans te slijten als huisvrouw, terwijl van degenen die dan nog wel in het vak zaten, de meesten, als 'gewoon' verpleegkundige, hun arbeid in deeltijd bleken te verrichten...

H

et beeld is duidelijk. Banen in de verpleging liggen nu weer voor het oprapen. Maar de openstaande vacatures staan meestal als 'uiterst zwaar' te boek en vergen veelal een wel zeer gespecialiseerde opleiding. Vrouwelijke gediplomeerden van verpleegkundige opleidingen hebben echter een duidelijke voorkeur voor het 'traditionele' verpleegstersvak, of komen door hun geringe ambitie, of hun wens om in deeltijd te werken, minder snel voor die openstaande posten in aanmerking. En mannen voelen zich, globaal genomen, nog te weinig aangetrokken tot het vak van verpleegkundige. Ziedaar het levensgroot probleem van het tekort aan verpleegkundig personeel, waarmee met name de academische ziekenhuizen in ons land momenteel kampen, en dat deels terug te voeren is op de historische ontwikkelingen in dat beroep. Dat de patiëntenzorg als gevolg daarvan, en van andere gebruikelijk geworden maatregelen als bezuiniging en beddenreductie, in de knel dreigt te komen, mag blijken uit de talrijke klachten van verpleegkundigen, over de immer toenemende werkdruk op de afdelingen. Toen bijvoorbeeld onlangs een coördinerend hoofdverpleegkundige van het VU ziekenhuis, in het personeelsblad Op de hoogte, een pleidooi hield om te stoppen met die "negatieve stemmingmakerij" rond werkdruk en vacatures, "omdat zo het vak naar buiten toe onaantrekkelijk zou worden afgeschilderd", leverde dat boze reacties op. Uit ingezonden brieven van verpleegkundigen bleek dat de toegenomen werklast, als gevolg van vacatures en bezuinigingen, wel degelijk aanleiding geeft tot onvrede, bij verpleegkundigen èn patiënten. Dergelijke frustraties worden bovendien nog versterkt door de als 'ontoereiEen fietsambulance: 'lekker scheuren met een ambulance appeleert aan de traditionele gevoelens van kend' ervaren salariëring, die de leegloop het man-zijn.' bevordert en het potentieel aan toekomstig personeel afschrikt. "De maat is echt vol!", schreef een verpleegkundige van het VU ziekenhuis, en verdedigde daarbij de greep naar 'harde acties': "Misschien dat Den Haag en ziekenhuisdirecties dan wakker worden!" Meer dan wie ook dreigen de patiënten in de ziekenhuizen het kind van de rekening te worden. Zij weten allang, dat de dokter aan het bed soms nog wel een dag kan worden gemist, maar de verpleegkundige werkelijk geen seconde... D Met dank aan C.J. Schutte Nordholt

371

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's

VU Magazine 1986 - pagina 421

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's