GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1986 - pagina 26

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1986 - pagina 26

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

moet men zich ervan bewust worden dat een gesprek tussen arts en patiënt nooit zomaar een gesprek is. Ik denk dat het van groot belang is te beseffen, dat er ook andere dingen gezegd zouden kunnen worden."

Je hebt dus wel degelijk een ideaalbeeld voor ogen van hoe het zou moeten. "Jazeker wel." Maar juist dat ideaalbeeld doet weer heel sterk denken aan dat van bepaalde vormen van kritiek op de geneeskunde, met name de 'humanitaire' kritiek. "Ja hoor. Daar heb je voor een deel wel gelijk in. Maar dan toch met dat verschil, dat in die kritiek het zogenaamde 'echte gesprek' alleen maar als een kennisprobleem wordt benaderd; als je, naast de kennis over het lichaam maar genoeg kennis vergaart over de sociale en psychische achtergronden van de patiënt, dan komt het, volgens die kritiek, allemaal wel goed. Dat geldt bij voorbeeld ook voor de antroposofische kritiek op de medische praktijk. Dat is in feite ook een kentheoretische aanpak. Ook antroposofen komen dan op de proppen met een 'schematiek voor het eerste gesprek'. Maar als je het echte gesprek ook gaat schematiseren, kom je van de regen in de drup. Dat wijs ik dus af." Maar wat dan? "Het enige wat ik kan zeggen is, dat het gebruikelijke gesprek tussen arts en patiënt en het 'echte gesprek' elkaar uitsluiten; wederzijds. Maar dat wil nog niet zeggen dat zo'n 'echte gesprek' niet gevoerd kan worden. Alleen hoe dat gesprek zou moeten verlopen laat ik nu juist in het midden. Anders zou ik ook gaan schematiseren. Ik weet dus ook niet wat de uitkomst daarvan is. Voor mijn part een knetterende ruzie. Verder kan ik daar niets over zeggen. Hier houdt alle filosoferen op."

W

at is het nut van zo'n 'echt' gesprek? "Ik weet niet of het nut heeft. In ieder geval niet in medische-technische zin."

Maar is het dan niet lichtelijk onzinnig om voor zo 'n 'echt gesprek' naar een arts te stappen en daarvoor ook nog eens een bedrag van pakweg f 23,50 neer te tellen? Dan kun je toch net zo goed, en zeker goedkoper, eens een fikse boom opzetten met de bakker of, onder het genot van een goed glas wijn, met de buren? "Daar heb je niet specifiek een arts voor nodig, nee." Haal je nu wel ofjuist niet de bodem weg onder de functionele relatie tussen arts en patiënt? "Nee hoor. Ik denk dat je het zonder het medische gesprek niet kunt stellen, maar ik vind ook niet, dat je het hebben van een 'echt gesprek' met een arts volledig moet uitsluiten. Ik zal het nog een keer trachten duidelijk te maken. Bij echt levensbedreigende ziekten komen ook andere vragen boven dan alleen de medisch-technische; existentiële vragen bij voorbeeld. Mijn punt is dat je niet moet gaan proberen een gesprek over dat soort vragen te schematiseren. Vanuit de sociale wetenschappen probeert men wel dergelijke schema's aan te dragen. Men weet daar dan bij voorbeeld precies de fasen te schetsen in de reacties van een patiënt die te horen heeft gekregen dat hij of zij een ongeneeslijke ziekte heeft. In fase een moet de arts of hulpverlener zus reageren en in fase drie zo. Kijk, dat bedoel ik nou! Dat kan gewoonweg niet. Daar kun je een echt open gesprek voor in de plaats zetten. Zo'n gesprek is onbeschrijfbaar. En ik zou het ook graag zo willen houden." Wat is nu het revolutionaire achter deze visie? 24

"Dat die, ondanks zijn simpelheid, een andere benadering oplevert. Ik beschouw het zogenaamde 'integrale model', waarin ook psychische en sociale aspecten van de patiënt aan de orde komen, als een extrapolatie — een gewone voortzetting of uitbreiding, zeg maar — van wat de medische wetenschap toch al aan 't doen was en wat men nu juist kritiseerde. In essentie bracht dat soort kritiek niets nieuws. Het paste eigenlijk in het oude vertrouwde schema. Het bleef probleemgericht. Zo van: dit is een probleem en dat moeten we oplossen. Mensen hebben er moeite mee om dood te gaan, en dat probleem moeten we dus even uit de weg ruimen. Eerst beschrijven we het probleem, dan delen we het in, we analyseren het, zoeken de oorzaken en heffen die ten slotte op, zodat mensen 'lekker' doodgaan. De dood als opperste zelfrealisatie, als apotheose. Maar neem me nou niet kwalijk, het lijkt me afschuwelijk om dood te gaan, en zeker om lekker dood te gaan!" eel reacties vanuit de medische faculteit en het academisch ziekenhuis van de VU, heeft Oderwald totnogtoe niet gehad. Hij weet eigenlijk niet of hij dat nu moet wijten aan zijn geringe promotionele activiteiten op dit punt, of aan de veelgehoorde klacht dat kritiek op theorie en praktijk van de geneeskunde vanuit de medische stand categorisch genegeerd en doodgezwegen wordt. Dat laatste sluit hij zelf bepaald niet uit, ondanks de gematigdheid van en de nuances in zijn kritiek, en ondanks zijn relativering van de inmiddels bekende hoofdstromen van kritiek op de medische praktijk. Oderwald onderkent die vooral in medische kring kennelijk veelvuldig voorkomende reactie, maar kan niettemin enig begrip opbrengen voor de achtergrond daarvan: "Ik herken dat zonder meer. Maar er heerst nu eenmaal een grondig wantrouwen tegen iedereen die zich van buitenaf met de geneeskunde bemoeit. Ik moet eerlijk zeggen dat ik me dat ook wel kan voorstellen. Vergeet niet dat de arrogantie van de macht die men medici altijd verwijt, niet, of niet uitsluitend door henzelf is opgeroepen. Die is hen verleend in onze cultuur en wordt in veel gevallen ook van hen verwacht. Dat feit maakt het vellen van morele oordelen in hoge mate dubieus. Maar daar komt nog iets bij. De arts heeft een doe-beroep. De patiënt moet behandeld worden. En dat is in wezen weer strijdig, bijna vijandig met het voortdurend moeten nadenken over wat je aan het doen bent. Een brandweerman blust. Die gaat ook niet eerst nadenken over de vraag op grond waarvan hij het vuur bestrijdt. Het /5 moeilijk om na te denken over het medisch beroep, ten minste als je het zelf praktiseert. En dan is het zuur als anderen dat wel eens even voor je zullen gaan doen. De kritiek, waarvan ik de hoofdstromen heb geprobeerd te analyseren, is morele kritiek. En — het moet gezegd — veel van die kritiek is slecht doordacht. Anderzijds is het zo, dat er zoveel uitsluitingsmechanismen zijn, dat doodzwijgen wel eens al te gemakkelijk als middel wordt gehanteerd. Een kritikus de mond snoeren alleen maar vanwege het feit dat hij geen arts is, gaat mij te ver. Ben je geen arts dan wordt je kritiek genegeerd. Ben je dat wel, dan val je uit de boot en wordt er gezegd dat je je maar beter met zinniger zaken kunt bezighouden. Zo is er altijd wel een stok om mee te slaan.

V

Dit wetende, heb ik geprobeerd mijn studie te schrijven aan gene zijde van goed en kwaad. Ik tracht geen moreel oordeel uit te spreken over de medische praktijk en geen schuldigen aan te wijzen. Mijn vraag was immers niet of artsen goed of slecht handelen. Het ging mijn om de vraag op grond waarvan zij handelen."D J. A. K. Oderwald: Geneeskunde, kritiek en semiologie; uitg. Acco, f 39,75 VU-MAGAZINE

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's

VU Magazine 1986 - pagina 26

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's