GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1988 - pagina 335

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1988 - pagina 335

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nederlandse literatuurgeschiedenis overziende, het realisme nu niet juist onze sterkste kant is. Bredero, Betje Wolff en Aagje Deken, Hildebrand... Aan de andere kant van de tafel blijft het lang stil. Als de interviewer voorzichtig informeert wat er aan de hand is, blijkt Peeters in analyse te zijn verzonken. "Zo staat het in de geschiedenis," begint hij en probeert wat af te dingen van het realistisch gehalte van het Nederlandse literaire verleden, om tenslotte te antwoorden: "De geschiedenis kan niet altijd als argument gelden. We leven nu in het laatste kwart van de twintigste eeuw en er hebben allerlei ontwikkelingen plaatsgevonden. De moderne literatuur is ontstaan. Als je in de volgende eeuw een literatuurgeschiedenis zou schrijven, dan is de negentiende eeuw de eeuw van het realisme en de twintigste eeuw de eeuw van de verbeelding." "Dat heeft te maken met een tekort van het realisme. Virginia Woolf keerde zich tegen bepaalde realistische romans omdat die niets vertelden over het gedachtenleven van de personages. Het was allemaal beschrijving van uiterlijkheden. Dat zag ze als een beperking, want het leven speelt zich wellicht voor de helft af in je hoofd. Dat zie je ook bij Joyce. Daardoor werden het bewustzijn en de verbeelding steeds belangrijker."

want voelde. Toen ze in de jaren zeventig begonnen te schrijven, waren ze wel degelijk te onderscheiden van een aantal andere schrijvers. Maar nu zijn de namen van die schrijvers zo ongeveer vergeten. Alleen Mensje van Keulen is nog over."

Peeters: "Door de eeuwen heen is het christendom een dogmatische religie gebleken, waarin gezegd wordt Doeschka Meijsing liet indertijd we-hoe het moet. Terwijl ik denk dat ten juist erg aan haar band met de het leven zelf zegt hoe het moet. De werkelijkheid te hechten. ervaring zal het uitwijzen, de loop "Dat moet je denk ik meer zien als der dingen. Mijn devies is: er is geen iets dat ze tegen zichzelf zegt, als een zijn, er is alleen maar worden. Dat aansporing, want ze heeft de neiging heb ik van Carry van Bruggen en om zich te verliezen in haar ver- die heeft het weer van Heraclitus beelding - wat overigens tot prach- zo neem je in de estafette van getige resultaten heeft geleid. Je ziet dachten het stokje over als het bij je het in Utopia, waarin de werkelijk- past." heid in elk hoofdstuk wordt gezien door een andere metafoor. Aan het ver de auteurs die in Houdslot komt de politiek erin voor, bare illusies worden behanmaar ze weet niet precies hoe dat deld, schreef u dat ze geen overtuigend moet. Die onzekerheid van allen in enige godsdienst, religie vind ik eigenlijk al overtuigend ge- of metafysisch verband geloven. Voor noeg, omdat ze laat zien dat het he- Kellendonk en Oek de Jong gaat dat lemaal niet zo eenvoudig is om grote nu niet meer op. Teleurstellend? politieke thema's in romans te be- "Schrijvers zijn een mooi voorbeeld handelen zonder dat het tendentieus van hoe de dingen zich kunnen ontwordt. Enige tijd later is ze met een wikkelen. Ze denken onafhankelijk groep schrijvers naar Israël gegaan. Dat heeft ze met genoegen gedaan, omdat ze als het ware naar de werkelijkheid toe gebracht wilde worden. Ze wilde erbij zijn."

De letterenfaculteit heeft de leerstoel literaire kritiek ingesteld omdat men vond dat aan een universiteit niet alet zijn ideeën over de ver- leen de strikt wetenschappelijke bebeelding heeft Peeters ge- studering van teksten plaats moet probeerd om een stro- vinden, maar ook een discussie over ming in de Nederlandse literatuur te waarden. Voor waarden, of wat hij onderscheiden. Dit gebeurde vooral zelf noemt 'smaak, ideeën en voorin Houdbare illusies, een bundel es- keuren', is men bij Peeters aan het says uit 1984 over Doeschka Meij- juiste adres. Niet alleen kent hij wesing, Oek de Jong, Nicolaas Mat- kelijks zijn eigen waardeoordeel toe sier, Leon de Winter, Frans Kellen- aan literaire teksten, ook meent hij donk en Dirk Ayelt Kooiman. Kri- dat in literatuur bepaalde waarden tici wierpen tegen dat iedere schrij- tot uitdrukking komen. Hij heeft ver zal zeggen dat zijn werk geen zich altijd verzet tegen opvattingen directe weergave van de werkelijk- die aan literatuur alleen een esthetiheid is, maar een produkt van zijn sche waarde toekennen en tegen verbeelding. Is er dan wel sprake analyse van literaire werken die zich beperkt tot de structuur. van een te onderscheiden stroming? Peeters: "Het heeft te maken met "Literatuur gaat over de' werkelijkeen bepaalde fase in de Nederlandse heid en de werkelijkheid is volgens literatuur die werd vertegenwoor- mij een oorlog van ideeën," licht hij digd door een aantal jonge schrij- toe. Zelf heeft hij zich altijd trouw vers, die naar mijn idee het een en betoond aan zijn VerHchtingsideaander gemeen hadden. Ik wilde over len. Zijn pijlen heeft hij afgevuurd ze schrijven omdat ik ook van die op het christendom en het postmogeneratie was en me met hen ver- dernisme. Een kenmerkende kop

M

VU-MAGAZINE—SEPTEMBER 1988

boven een van zijn artikelen luidt: "Kan het licht aanblijven?" In het artikel lezen we: "Wie te lang met zijn neus in de bijbel zit, verschrompelt intellectueel."

O

'Literatuur gaat over de werkelijkheid, en de werkelijkheid is volgens een oorlog van ideeën.' over van alles na. Ze zijn aan weinig mensen wat verplicht. Een schrijver is tot op zekere hoogte een solipsist. Hij denkt dat de wereld uit zijn hoofd bestaat en daardoor is hij een bron van orginaliteit. Dus ze ontwikkelen zich op hun eigen manier. Dat wil niet zeggen dat ik er altijd erg content mee ben. Bij Oek de Jong gaat de ontwikkehng de richting van de mystiek op, het is een beetje 'Rousseauistisch'. Met Kellendonk raak ik het zo langzamerhand hartelijk oneens. De dingen die hij zegt zijn soms zo kras dat ik er moeilijk mijn mond over kan houden. Al kan ik er alleen genuanceerd over schrijven, omdat ik zie hoe ernstig hij het schrijverschap opvat. Bovendien is hij een buitengewoon goede schrijver." 13

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1988

VU-Magazine | 496 Pagina's

VU Magazine 1988 - pagina 335

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1988

VU-Magazine | 496 Pagina's