VU Magazine 1993 - pagina 74
de tweede plaats, bij dit examen niet verder komt dan een zesplusje. Uiteraard zijn er verklaringen, en dus verzachtende omstandigheden, aan te voeren voor met name de laag scorende landen. Zo blijkt na statistische bewerking, dat factoren als opleidingsniveau, sexe, leeftijd en inkomen van doorslaggevende invloed zijn op het kennisniveau inzake v/etenschap en techniek. Voor alle Europeanen geldt dat degenen met een hoog opleidingsniveau van de twaalf vragen er gemiddeld drie meer juist wisten te beantwoordden dan ondervraagden met een geringe schoHngsgraad; een vergelijkbaar verschil gaf het onderscheid naar inkomen te zien (hoe hoger het inkomen des te hoger de score; een verschil van 2,3 punten). Bovendien scoorden mannen en jongeren gemiddeld bijna een punt hoger dan vrouwen en ouderen. N u mag men aannemen dat de verdeling naar geslacht en leeftijd van de geënquêteerden tijdens het onderzoek, voor alle lidstaten nagenoeg hetzelfde is gev/eest. Maar dat geldt natuurlijk niet voor opleiding en, in het verlengde daarvan, inkomen. En aangezien deze twee factoren nauw samenhangen met de economische ontwikkelingsgraad van een land, is het niet zo verwonderlijk dat de lidstaten met de voor Europa zwakste economieën ook een lager kennisniveau te zien geven. Wie onvriendelijk wil zijn, zou zo, en op basis van deze harde gegevens, met recht kunnen volhouden dat de meest recente toetredingen van respectievelijk Griekenland, Portugal en Spanje tot de Gemeenschap, het gemiddelde Europese kennisniveau inzake de wetenschap, geen goed hebben gedaan. En als de stelling van de Royal Soa'efy juist is, dat een goed geïnformeerde burger een
28 v u MAGAZINE FEBRUARI 1993
absolute voorwaarde is voor een ongehinderde ontwikkeHng van wetenschap en techniek en, in het kielzog daarvan, van een zich opwaarts ontwikkelende economie, dan zou dit gegeven wel eens een politiek struikelblok kunnen zijn. Onvoldoende wetenschappelijke basiskennis mag dan economisch nadehg heten, vooraleerst blijkt, omgekeerd, die zwakke economie een nadelige invloed uit te oefenen op dat kennisniveau. En dat is dan de vicieuze cirkel waaruit de Communauté primair moet zien te geraken.
••••••••••1
Concurrentie
Zou de Europese Commissie mede hierom zo weinig ruchtbaarheid hebben gegeven aan dit onderzoeksrapport? Of zouden uiteindeHjk toch de antwoorden op de vragen die het Europese wetenschapsbeleid en het imago van de Europese wetenschap betreffen, hiervoor verantwoordeHjk zijn geweest? Wie zal het zeggen? Wat direct in het oog springt is, dat deze resultaten op dit punt er niet om liegen. Ze zijn indirect althans - niet erg complimenteus voor de bedoelingen van de Europese Commissie, die met bijvoorbeeld Eureka (het Franse initiatief uit 1985 om, door intensief samenv/erken op het gebied van onderzoek en ontwikke-
In 1985 l<w/amen de Europese ministers voor bijeen in l-tannover, om het startsein te geven samenwerl<ingsprogramma voor ontw/ikiceling icing, bedoeld om enig tegenwicht te leveren gische overheersing van de Verenigde Staten
wetensctiapsbeleid voor 'Eurel<a', een en samenwertegen de technoloen Japan.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1993
VU-Magazine | 484 Pagina's