GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1994 - pagina 332

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1994 - pagina 332

1 minuut leestijd Arcering uitzetten

In lichamen van levende wezens fungeert bloed als transportmiddel, zo ook in dat van de mens. Zijn bijzondere functie ontleent bloed aan het feit dat het vloeibaar is. En toch is alle bloed in principe juist geneigd tot stollen. Achter deze drie simpele constateringen gaan uiterst gecompliceerde processen schuil die het onderwerp vormen van diepgaand en langdurig wetenschappelijk onderzoek. In iedere druppel bloed huist een fascinerende microkosmos waarvan de geheimen nog lang niet zijn ontsluierd. Met name de onderlinge wisselwerking tussen de diverse stoffen en 'factoren' in het bloed, waarin de permanente neiging tot stollen en het onophoudelijk tegengaan daarvan gereguleerd wordt, telt nog talrijke mysteries. Wie een niet al te zware verwonding oploopt, mag er op vertrouwen dat het bloeden in betrekkelijk korte tijd vanzelf zal stoppen. Want bloed dat na een beschadiging buiten het lichaam treedt, raakt door het contact met de buitenlucht of met Hchaamsvreemde stoffen, zodanig 'geactiveerd' dat het stolt. De patiënt die aan een zeldzame bloederziekte lijdt, weet hoe fataal een simpele snee of kras kan zijn wanneer het bloed deze merkwaardige maar levensreddende eigenschap niet bezit.

Vroman gaan twee lichten op bij de ontdel<l<ing dat stoffen die bij de stolling van het bloed betrokken zijn, op grond van hun tegengestelde reactie op 'benatbare' en 'onbenatbare' oppervlakken in twee groepjes uiteen vallen.

Maar lang niet iedereen weet dat ook 'ongeactiveerd' bloed dat door het onbeschadigde lichaam stroomt, permanent tot stollen geneigd is; een neiging waarvan het door anti-stollende activiteiten voortdurend moet worden afgehouden. Een afdoende verklaring voor deze tweede, 'intrinsiek' geheten vorm van stollen is er niet, al houden sommigen het er op, dat dit stoUingsstelsel wel een overbodig geworden afweersysteem uit een ver evolutionair verleden zal zijn. Maar lastig is het wel, dit intrinsieke stollmgssysteem; daar kunnen bijvoorbeeld trombosepatiënten, die weten hoe levensbedreigend autonome stolHng van het bloed is, over meepraten. Lastig is het bovendien, omdat het steeds vaker toepassen van kunstaders en -organen in het menselijk Hchaam de speurtocht naar materialen die na contact het bloed niet tot stollen bewegen extra urgent maakt. Het intrinsieke stollingssysteem brengt onderzoekers op dit punt tot wanhoop. Want nog steeds is er geen kunstmatig materiaal gevonden dat deze bloedstollende bijwerking ontbeert.

^^^^••••B

22 v u MAGAZINE SEPTEMBER 1994

Stervend

bloed

De vaatwand van het levende lichaam is het absoluut enige oppervlak dat van nature perfect in staat blijkt de stollings- en anti-stollingstendenzen in het bloed in evenwicht te houden. Het oppervlak van de levende vaatwand

Leo Vroman: "Zonder die wetenschappelijke bezigheden niet weten waarover ik het hebben moest."

herkent met grote precisie de aanraking door afzonderlijke trombinemoleculen - de gangmakers van het intrinsieke stollingssysteem - en reageert daarop met het aanmaken van eiwitten die de dreigende stoUmg ter plekke weer ongedaan maken. De aanhechting van rode bloedcellen de knoopvormige, aan één kant ingedeukte plaatjes die verantwoordelijk zijn voor de aanvoer van zuurstof vanuit de longen en de afvoer van kooldioxide op de terugweg - via trombine aan de vaatwand, wordt b o vendien tegengegaan doordat het oppervlak van die wand voortdurend aan herschikking onderhevig is. Maar hoe dat proces precies verloopt is in wetenschappelijk opzicht nauwelijks te achterhalen. Heel lastig is het intrinsieke stollingssysteem namelijk vooral ook voor de onderzoekers - biologen en biochemici bijvoorbeeld - die de fascinerende maar complexe processen in het bloed tot hun onderzoeksterrein hebben gekozen. Want levend bloed laat zich niet kennen. Bloed dat onderzocht wordt is per definitie in aanraking geweest met andere materialen dan alleen die van vaten en aderen in het lichaam. Te onderzoeken bloed is dus altijd gedoemd om op zeer korte termijn te stollen. O m dit onomkeerbare proces tijdens de onderzoeksfase zolang m o gelijk uit te stellen, worden aan dergelijk laboratoriumbloed ook nog eens kunstmatige anti-stoUmgsstoffen toegevoegd. Die maken de te onderzoeken werkelijkheid er in feite echter alleen maar onnatuurlijker op. De conclusie is onontkoombaar: het enige bloed dat wij kennen, is stervend bloed.

zou ik

Vroman-effect Deze slotconclusie - geciteerd uit het laatste hoofdstuk van het recent verschenen boek 'Bloed; van magie tot wetenschap' (een uitgave van Natuur & Techniek, waaraan ook de feitelijke gegevens hierboven zijn ontleend) is niet zonder oorzaak poëtisch geformuleerd. De auteur van dit hoofdstuk is dr. L. Vroman (1915), een onderzoeker van bloed die, in dienst van het Department of Chemical Engineering van de Columbia University in N e w York, nog altijd wetenschappelijk actiefis. Beginjaren tachtig zag deze wetenschapper in hart en nieren zelfs een door hem ontdekt, maar pas later onomstotelijk aangetoond verschijnsel dat zich bij het stollen van bloed voordoet, in de wetenschappelijke annalen naar zich vernoemd: het 'Vroman-effect'. Maar velen zullen hem wellicht beter kennen als Leo Vroman, de dichter en schrijver, en misschien zelfs wel als de fijnzinnige tekenaar van het doeltreffende detail. Doorgaans zijn individuen met aantoonbare aanleg voor kunst èn wetenschap geneigd de actieve beoefening van beide strikt gescheiden te houden, bang als ze zijn bij herhaalde grensschendingen noch m de ene noch in de andere sector serieus te worden genomen. Vroman heeft die aandrang tot separatie nooit gevoeld. De wetenschapper en de dichter hebben zich in het geval Vroman nooit tot elkaar verhouden als dr. Jekyll tot mr. Hyde. Integendeel. In de wetenschap en m de kunst, zo vertelde hij me vijfjaar terug tijdens een interview, gaat het om dezelfde werkelijkheid. Die werkelijkheid, stelde hij vast, is heel poëtisch. En in beide benaderingen van die werkelijkheid speelt "het besef van structuren" daarin een doorslaggevende rol: "Zie bijvoorbeeld maar eens hoe structuren van eiwitten op elkaar rijmen. Voor

mij is het helemaal niet moeilijk daarbij poëtische gevoelens te koesteren." Dit laatste standpunt vindt nadrukkelijk bevestiging in het poëtische oeuvre van Leo Vroman. De wetenschap, in het bijzonder zijn eigen onderzoek, vormt veelvuldig het thema van zijn gedichten. Als ik schrijf, zei hij daarover in datzelfde vraaggesprek, schrijf ik onder invloed van mijn onderzoek. "Zonder die wetenschappelijke bezigheden zou ik niet weten waarover ik het hebben moest." Het is een eigenaardigheid die hij gemeen lijkt te hebben met Dick Hillenius - net als Vroman èn bioloog èn schrijver/dichter - die in 1987 op zestigjarige leeftijd overleed. Hillenius, die niet schroomde ethologisch getinte essays over de vergelijkbaarheid van gedragingen bij mens en dier, samen met gedichten en bijvoorbeeld reisverslagen in een en dezelfde bundel onder te brengen, zag een slordig karakter en "slecht functionerende tussenschotten in de hersenen" veeleer als voor- dan als nadelen. Er moest een onbelemmerde uitwisseling mogelijk zijn tussen de kwabben waarin oorspronkelijkheid en creativiteit onbekommerd tekeergaan, en die waar serieus en in alle ernst geredeneerd, geordend en gesystematiseerd wordt. Dat zou, aldus Hillenius, zowel de kunst als de wetenschap ten goede komen. Maar voor Hillenius lag het primaat toch bij de kunst die in zijn ogen een voortrekkersrol bezit, en als taak heeft een tot suffigheid en traagheid neigende wetenschap wakker en alert te houden. Bij Vroman lijkt het accent vooralsnog anders te liggen. In zijn geval is het de adembenemende wereld van de wetenschappelijk waargenomen druppel plasma onder de elektronenmicroscoop, die de scheppingsdrift van de kunstenaar tot leven wekt.

Helper-lymfocyt Ik daalde tussen de cellen neer / en sinds ik in het plasma drijf / zie ik die bron dat hele lijf / niet helder meer niet meer. Dit fragment uit het al wat oudere gedicht 'De mens bestaat (a) uit cellen' toont aan wat er aanvankelijk gebeurt wanneer de aandacht van de wetenschapper zich exclusief concentreert op wat er door de microscoop te zien is. Wie dan door bloed beneveld wordt / en jaren lang naar binnen stort / in krimpend maar steeds feller licht / vindt nog een wereld, even kort / even dichtbij maar even dicht / als het vergeten vergezicht. Wat er uiteindelijk te zien valt is een wereld in het klem en heel dichtbij, maar een die even gesloten blijft als het vergeten vergezicht. Toch geeft dat inzicht geen aanleiding tot een emotieloos observerend distantiëren, maar juist tot warme gevoelens jegens het waargenomene: Liefhebben en nieuwsgierig zijn / daartussen slaapt een zachte lijn. Deze afdaHng tot het allerkleinst detail leidt, anders dan de beginregels doen vermoeden, overigens niet tot een bewustzijnsvernauwende beperking van het blikveld, maar opent daarentegen verrassend nieuwe perspectieven. De microkosmos die Vroman met ongeremde nieuwsgierigheid als onderzoeker in zijn laboratorium waarneemt, wordt, ondanks het hermetische karakter ervan, terstond tot een alomvattende metafoor voor de macrokosmos: eerst die van zijn eigen lichaam, vervolgens die van de hele wereld en het heelal daar omheen. In een van zijn laatst gepubliceerde gedichten heet het: Heelall f e bent mijn eigen lijf, / en ik een helper-lymfocyt /ga mompelend van cel tot cel / en weet niet of ik droom afdrijf. / Mijn God hoe groot ben ik dan wel? / Hoe klein ben ik dan niet?

23 v u MAGAZINE SEPTEMBER 199J

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1994

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1994 - pagina 332

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1994

VU-Magazine | 484 Pagina's