GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1994 - pagina 338

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1994 - pagina 338

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

ziet zichzelf immers als mondig individu. Hij heeft nog wel zijn bindingen, groepen en organisaties waarbij hij zich aansluit, maar hij zal zich niet helemaal laten vastbinden. Uiteindelijk wil hij zich door niemand meningen en gedragingen laten voorschrijven, maar zijn eigen weg kiezen. Natuurlijk is dat allemaal een ideaal en staan idealen, zoals zo vaak, ver af van de werkelijkheid. In de praktijk bestaat er veel volgzaamheid en kudde-instinct. Niettemin is het ideaal van de mondige burger zeker niet betekenisloos. Het geeft op zijn minst een norm aan. JMaar misschien hebben sommige mensen makkelijk praten en is het voor de een eenvoudiger verlichtingsidealen te belijden dan voor de ander. Zoals het ook niet moeilijk is om pacifist te zijn in vredestijd. Verzuilingstendenties treden altijd op bij minderheidsgroepen. Maar hoe zit het eigenlijk met de meerderheid (die kwantitatief eigenlijk een ininderheid is) van blanke, heteroseksuele mannen? Als je - zoals schrijver dezes - in alle opzichten deel uit maakt van de bevoorrechte meerderheid, is het niet moeilijk met verwondering en enig dédain te kijken naar die behoefte aan groepsvorming.

guur kent op zijn beurt niet diezelfde behoefte om zijn soortgenoten op te zoeken en aan groepsvorming te doen. Olympische spelen voor heteroseksuelen liggen niet direct voor de hand, evenmin als exclusief blanke scholen. Wat waarschijnlijk ook niet hoeft: die soortgenoten zijn al in ruime mate voorradig en nemen in de samenleving de belangrijke posities in. Maar hun aanwezigheid is zo vanzelfsprekend dat niemand het gevoel heeft dat het om soortgenoten gaat. Het wij-gevoel ontbreekt. De meerderheidsfiguur kent geen gevoel van bedreiging, van achtergesteld te worden op grond van geslacht of etnische identiteit. Zeker, ook hij heeft moeten vechten voor zijn goede baan, maar nooit het gevoel gehad dat huidskleur of geslacht daarbij handicaps of voordelen konden zijn. De in maatschappelijk opzicht geslaagde meerderheidsfiguur heeft de al dan niet terechte gedachte uitsluitend op grond van zijn individuele capaciteiten te zijn uitverkoren voor een bepaalde maatschappelijke positie. Alleen de bekwaamheid telt, niet de afkomst. Zijn liberalisme is zijn trots: ik heb het allemaal op eigen kracht gedaan. Het collectivisme van het groepsdenken zou aan die prestatie alleen maar afbreuk doen.

Wij-gevoel Neerbuigend

28 VU MAGAZINE SEPTEMBER 1994

Onder blanke, heteroseksuele mannen bestaat een geringe aandrang om naar de eigen identiteit te zoeken, en om bijzondere organisatievormen te kiezen. Say it loud. I'm black and I'm proud, zong de onvolprezen James Brown. Een blank equivalent is moeilijk voorstelbaar, trots zijn op de blanke huidskleur is toch wat ongepast. En om het dan ook nog eens keer luid uit te roepen, dat riekt naar het overschreeuwen van twijfel aan de eigen identiteit en naar een gebrek aan zelfvertrouwen, afgezien nog van het feit dat een blank equivalent niet meer vooruitstrevend en rebels klinkt, maar regelrecht racistisch. Er bestaat een vreemde asymmetrie. Minderheden zetten zich aftegen de meerderheid; een meerderheid die hen discrimineert, achterstelt of onvoldoende gelijke kansen toekent. Dat gevoel van benadeeld worden en de gevoelde noodzaak tot collectief verzet, geeft een minderheid een gemeenschapsgevoel, een idee bij elkaar te horen. De meerderheidsfi-

Niettemin laat de meerderheidsfiguur zich met een zekere welwillendheid als kop van jut gebruiken. De trots op de eigen prestatie gaat in veel gevallen gepaard met een zeker schuldgevoel. Niet iedereen heeft diezelfde kansen gehad en als minderheden groepsgewijs de maatschappelijke ladder menen te inoeten bestijgen, waarom ze die strategie dan misgunnen? Mensen hebben zich zo lang voor een bepaalde huidskleur of seksuele voorkeur moeten schamen, dat het alleen maar logisch lijkt dat ze ook wel eens trots willen voelen. N o g sterker dan uit de minderheden zelf, is van diverse meerderheidsfiguren het pleidooi gekomen voor de oprichting van een islamitische zuil. Niet dat zijzelf terug zouden willen naar de verzuilde tijd van vroeger, maar voor hen, kansarmen, is zoiets misschien wel goed. Zoals veel intellectuelen vroeger socialistische experimenten in ontwikkelingslanden toejuichten, onder de verzuchting

blij te zijn zelf niet in zo'n land te hoeven wonen. Uiteindelijk is de welwillendheid van de meerderheidsfiguur echter niet veel meer dan neerbuigendheid jegens tweede-rangsburgers: wat schattig dat die achtergebleven groeperingen in eigen clubjes voor hun belang en hun plezier strijden. Wat leuk dat ze zo bijzonder zijn en daaraan hun trots ontlenen. Laat ze vooral uniek blijven, die vrouwen, die homo's, die moslims. Dat geeft kleur aan onze grijze samenleving. Zelf cultiveert de meerderheidsfiguur zijn persoonlijke bijzonderheid - is hij geen individualist in hart en nieren? - maar hij gunt anderen hun groepsbijzonderheid. Helaas komen met die cultivering van het groepsdenken ook minder prettige trekken aan het oppervlak. Het is waarschijnlijk geen toevallige aberratie dat onder zwarten in Amerika een belangrijke stroming bestaat die onverbloemd antisemitisch en homovijandig is. ledere groep heeft, om een zekere interne eenheid te kunnen stichten, een andere groep nodig waartegen men zich kan afzetten; een groep die als vijand en onderdrukker gezien wordt. Het wijgevoel heeft als noodzakelijke tegenhanger het zij-gevoel. Aan het ene uiteinde van de groepsidentiteit staat de folklore van volksdans en broederschap, aan het andere uiteinde de etnische zuivering. O p een zeker moment blijken de dingen allemaal niet zo schattig meer. Of de cultivering van het groepsverschil de emancipatie bevordert, is zeer de vraag. Toen Bill Clinton aantrad als president, meenden h o m o organisaties hun slag te kunnen slaan. Homo's in het leger, dat moest eindelijk maar eens wettelijk geregeld worden. Er ontstond een grote strijd tussen voor- en tegenstanders, tussen progressieven en conservatieven. Maar uiteindelijk waren de tegenpolen het over één ding eens: dat de homoseksuele identiteit van het grootste belang is. Voor de conservatieven als bron van potentieel zedenbederf, voor de progressieven als bron van trots: ook een homo kan in het leger goed functioneren en in een hoge rang terechtkomen. Het idee van homoseksualiteit als bijkomstigheid werd genegeerd. Zou het niet kunnen zijn dat een homo met als homo het leger in wil, maar simpelweg omdat hij een goede piloot of generaal wil worden? Niet

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1994

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1994 - pagina 338

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1994

VU-Magazine | 484 Pagina's