GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1994 - pagina 363

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1994 - pagina 363

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een zeer gering deel van de Storkproduktie staat nu bij wijze van relikwie opgesteld in de meest in het oog lopende ruimte van het Heim: de 'Storkzaal'. Daar bevestigt een simpele druk op de knop dat bijvoorbeeld de uit 1932 stammende stoommachine die een heel sanatorium tot kracht- en warmtebron diende, en de zes cilinders tellende dieselmotor die ooit de waterstand in het Twentekanaal op peil hield, nog steeds bedrijfsklaar zijn. Dat laatste is, behalve aan de kwaliteit van de Storkprodukten, te danken aan de vrijwilligers - vooral oudmedewerkers van grotendeels verdwenen of overgenomen industriële bedrijven uit de directe omgeving die het museum en een deel van de daarin uitgestalde objecten belangeloos gaande houden. Zonder het Heim en de inzet van deze onbetaalde krachten zou, naar hun zeggen, zeventig procent van het hier geëxposeerde op de schroothoop zijn beland. En dat zou zonde zijn. Dat zal een ieder zonder aarzeling moeten toegeven bij het zien van bijvoorbeeld de 75 jaar oude, maar werkende maquette die de geheel door Stork vervaardigde 'molenbatterij' van een rietsuikerfabriek voorstelt. Zo'n batterij vormde het hart van het bedrijf in kwestie: het riet werd er gekneusd, gekraakt en geperst tot het van alle sap ontdaan was. Dat sap stroomde ter verdere verwerking naar de raffinaderij en met de vezelrestanten werden de stoomketels opgestookt voor het bewerken van een nieuwe portie riet. Met dit imposante model, bestaande uit drijfstangen, vliegwielen en tandraderen, heeft Stork zelfs nog in een vrij recent verleden met succes gepoogd potentiële kopers uit bijvoorbeeld het voormalige Perzië, Abessinië en de Phillipijnen tot aanschaf van deze, aanvankelijk alleen voor 'ons Indië' ontwikkelde installatie te bewegen. Achterin de zaal staat de eerste dieselmotor die Stork maakte volgens het type dat de Zweed Hasselman eerder al had ontwikkeld (voor de fijnproevers: een tweecilinder viertaktmotor). Stork vervaardigde zijn machines en motoren meestal niet in serie maar hoofdzakelijk op bestelling en op basis van de door de afnemer verlangde specificaties. Zo

was elke machine die de fabriekspoort verliet min of meer uniek. De identificatieplaat op deze zwarte kolos draagt dan ook geen serie- of type-aanduiding, maar alleen het jaartal - 1933 - en het nummer: 3608. De motor werd destijds aangeschaft door een Enschedese houtzagerij om als dieselaggregaat in de elektriciteitsbehoefte van het bedrijf te kunnen voorzien; de zaag- en andere houtbewerkingsmachines vroegen namelijk meer stroom dan de plaatselijke elektriciteitscentrale kon leveren. Dat, toen eenmaal de capaciteit van het Enschedese GEB daarvoor wèl toereikend was geworden, deze brave tweecilinder om milieutechnische redenen weer werd afgedankt, illustreert de dramatiek waarmee deze motoren der industriële ontwikkeling omgeven zijn. Eenzelfde verhaal gaat namelijk voor een deel ook op voor de enorme zes cilinders tellende dieselmotor die ooit een gemaal tot krachtbron diende. Het stoere stampen van deze nog draaiende, meer dan manshoge mastodont kan niet verhullen dat de 300 pk's die hij voortbracht door de eerste de beste vrachtwagenmotor van tegenwoordig met gemak en haast geruisloos worden overtroffen. Dit soort tragiek ligt, voor wie er oog voor heeft, ook in de naastgelegen zaal voor het opscheppen. Daar wordt in ruwe lijnen de geschiedenis geschetst van Heemaf (het geesteskind van de Bornse Hofstede Crull) en Hazemeijer; twee bedrijven die begin deze eeuw de elektrificatie van de regio onder handen namen en die sinds 1963 samenwerken onder een naam die iedereen kent: Holec. Er is een groot aantal elektromotoren te zien - een krachtbron die vanwege de grote eenvormigheid veel minder tot de verbeelding spreekt dan stoommachine of dieselmotor - en een verscheidenheid aan schakelmateriaal voor hoog-, midden- en laagspanning, dat de gemiddelde bezoeker evenmin in vervoering weet te brengen. Blikvanger is hier het front van de zwarte schakelkast, niet de bakelieten handgrepen, de grote ampèremeters en de dito rode en groene controlelampen, die ooit een centrale rol vervulde in de Twentse tex-

tielfabriek van Van Heek. De tragiek dringt zich op bij het zien van de niet veel meer dan één kubieke m e ter metende kubus met door Holec vervaardigde moderne elektronica, waarin tegenwoordig hetzelfde schakelwerk veel bedrijfszekerder en aanmerkelijk minder arbeidsintensief verricht wordt. En tragisch is natuurlijk ook het feit dat de robuuste elektromotor die ooit de meterslange omvormer of transformator aandreef, nu zelf in beweging wordt gehouden door een petieterig gelijkstroommotortje. Het is, kortom, de wat moedeloos makende tragiek van opkomst en verval waarmee dit gehele museum doordrenkt lijkt (ook al doen één verdieping hoger de radaropstelling in de 'Signaalzaal' en het uit de failliete Eindhovense Evoluon-boedel overgenomen 'Spel der Techniek' nog zo hun best het tegendeel te bewijzen). Wat hier ontbreekt is een zinvol kader: enige toelichting op de regionale samenhang van het hier getoonde en wat ruimer aandacht voor de sociaal-economische geschiedenis van Twente als bakermat van de vaderlandse industrie, èn voor de consequenties van een en ander. "Maar ja", zegt de oud-Storkwerknemer die me tijdens mijn rondgang royaal van tekst en uitleg heeft voorzien, "dat krijg je met liefdewerkoudpapier alleen niet voor elkaar." Wat hier tot stand is gebracht, zo begrijp ik uit zijn wat mistroostige relaas, werd moeizaam losgepeuterd bij bedrijven uit de omgeving die wel als sponsor wilden optreden. Maar gemeente en provincie laten vooralsnog verstek gaan. Hengelo heeft andere prioriteiten, naar verluidt. En plotseling wordt duidelijk dat de tragiek van het Heim misschien wel veroorzaakt is door de geest van de Bornse burgemeester die hier, honderd jaar na dato, rondwaart om alsnog zijn gelijk te halen.

Het Hengelo's Educatief Industriemuseum, Bomsestraat 7 in Hengelo (O) is, behalve op officiële feestdagen, het gehele jaar door geopend van dinsdag tot en met zondag tussen 14.00 en 17.00 uur. Telefoon: (074) 430054.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1994

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1994 - pagina 363

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1994

VU-Magazine | 484 Pagina's