GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1996 - pagina 327

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1996 - pagina 327

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

het pre-Keltisch en het pre-Italisch zich al vroeg van de Indoeuropese stam afsplitsten. Daarna volgde het pre-Tochaars, pre-Grieks-Armeens en pre-Indo-Iraans. Het pre-Germaans begon waarschijnlijk van het Balto-Slavisch te verschillen in de periode dat de sprekers van het pre-Grieks-Armeens geïsoleerd raakten. Nadat de sprekers van het pre-Germaans geheel loskwamen van het Balto-Slavisch, legden ze contacten met de sprekers van het pre-Italisch en pre-Keltisch, van wie ze woorden begonnen over te nemen. Tenslotte ontwikkelden het pre-Baltisch en het pre-Slavisch zich tot twee verschillende talen. Het Yamnagebied vormt de bakermat van twee migraties die de vorm van deze evolutionaire stamboom mede verklaren. De eerste migratie tussen 2900 en 2700 v.Chr., die is afgeleid uit goed gedateerde archeologische vindplaatsen en de sporen van genetische overeenkomsten tussen Europese bevolkingsgroepen, ging van de westelijke steppen naar de vallei van de Beneden-Donau, de Balkan en oostelijk Hongarije. Het laat zich aanzien dat zich, tenminste aanvankelijk, enclaves van Yamna-migranten vormden temidden van de autochtone gemeenschappen. In Bulgarije werden zeventien Yamnabegraafplaatsen in kaart gebracht, elk met vijf tot twintig koerganen. De migratie ging verder naar de bovenloop van de Donau en oostelijk Hongarije, waar een deskundige 3000 koerganen telde. De koerganen in Bulgarije en oostelijk Hongarije komen tot in detail overeen met die op de steppen: de overledenen liggen op hun rug met opgetrokken knieën, hun hoofd naar het noordoosten; dolken en zilveren hoofdversierselen fungeren als grafgift; op de grond of op het grafdeksel liggen matten, beschilderd met rode en witte strepen of andere geometrische figuren; stukken rode oker of roodijzererts zijn op de heup of de schouder van de dode gelegd; en de grafkuilen zijn bekleed met hout en afgedekt met gehouwen grafstenen (ruw en onbewerkt in Hongarije, in Bulgarije gedecoreerd als die van de steppen). Eén Bulgaarse koergan bevat een wagen. In Oost-Hongarije moesten de immigranten roodijzererts voor hun graven invoeren. Als dat niet voorhanden was legden zij een rood geverfd brok aarde bij de schouder van de dode. Zij deden, met andere woorden, zeer veel moeite om aan de Yamnatradities vast te houden. Het Karpatische bekken bleef zich ontwikkelen tot een kruispunt van interregionale handel, met een krachtige invloed op de Bronstijdculturen van centraal en westelijk Europa. De proto-Keltische talen, in het bijzonder, worden door velen in verband gebracht met de Hallstatt-cultuur die zich in de bergen ten westen van Hongarije ontwikkelde. De eerste Yamna-migraties vonden bovendien op het juiste tijdstip en de juiste plek plaats om het Italisch te kunnen voorbrengen.

Ten oosten van de Oeral mengden de migranten zich met volk van een andere traditie, wat leidde tot de opmerkelijke Sintashta-cultuur. Het Sintashta-volk bouwde compacte versterkte nederzettingen, smeedde wapens en sierraden van brons, en begroef krijgers en stamhoofden met hun wagens in koerganen. Naast die graven zien we ook sporen van Yamnaen Poltavka-herkomst in de wapens, het aardewerk, en de offers van paardekoppen en -hoeven van de Sintashta-cultuur. Als het kleinste poppetje in het hart van een houten baboeshka, vormt de Sintashta-cultuur de kern van een reeks culturen die zich steeds verder uitbreidde. Eerst mengde deze zich met de verwante Petrovka-culturen, wat leidde tot de Andronovo-cultuur die zich over de oostelijke steppen verspreidde tot het Tian Shan-gebergte en de grenzen van Iran en Afghanistan. De Sintashta-cultuur gaf mede vorm aan de Indo-Iraanse cultuur die weer tot een Perzische cultuur leidde waarin nog steeds sporen van Sintashtaherkomst zichtbaar waren - het gebruik van wagens, paardenoffers en de mythe van een mens met een paardenhoofd. Met het Indo-Iraans is de speurtocht naar het PIE rond. Sanskriet, dat zo zeer lijkt op het oud-Perzisch dat het wel eenzelfde bron moet hebben, is een van de dochtertalen van het Indo-Iraans. Net als de Perzen, hielden ook de Ariërs een aantal Sintashta-gebruiken in ere: uitgebreide begrafenisrituelen en paarden- en runderoffers bijvoorbeeld. Maar zij vonden het Sanskriet tè heilig om het op te schrijven. De gezangen en de rituelen van de Rig-Veda, met hun goklustige helden, wagenraces en lofzangen op vet vee, werden eeuwenlang mondeling doorgegeven, zelfs nadat het Sanskriet als taal van alledag verdwenen was. Uiteindelijk werden ze toch nog opgeschreven en raakten ze door heel India verspreid. Zo bereikten ze ook Calcutta, en de nieuwsgierige geest van William Jones. Vijfduizend jaar nadat ze op de steppen verloren was gegaan werd de oertaal weer geleidelijk hervonden.

David W . A n t h o n y doceert antropologie aan het H a r t w i c k College in Oneonta, New Y o r k , en is directeur van het Institute for Ancient Equestrian Studies. © The Sciences, tweemaandelijks tijdschrift van The New Y o r k Academy of Sciences, januari / februari I 996. Vertaling: Bart Voorzanger

De prenten bij dit artikel zijn van de hand van Gea Karhof en hebben ' c o m m u n i c a t i e ' als gezamenlijk t h e m a . Studiereizen inspireren de beeldend kunstenares t o t het verwerken van elementen uit oeroude beschavingen - in het hier getoonde w e r k onder meer de steen van Rosette, de albasten koppen uit het graf van Toetanchamon en een Babylonisch kleitablet. Rode draad in haar oeuvre is de poging o m aan de hand van antieke cultuuruitingen heden en verleden m e t elkaar t e c o n f r o n t e r e n . Gea Karhof w o o n t en w e r k t in Edam.

Paardekoppen

De tweede migratie uit het Yamna-gebied vond plaats tussen 2200 en 2000 v.Chr. en ging van de Wolga-Oeralstreek oostwaarts, naar de steppen ten oosten van het Oeralgebergte.

WCS JULI - AUGUSTUS

1996

43

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

VU-Magazine | 568 Pagina's

VU Magazine 1996 - pagina 327

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

VU-Magazine | 568 Pagina's