GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1996 - pagina 540

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1996 - pagina 540

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen, opeens, ging het mis. Zo rond 2200 v.Chr. bleef de jaarlijkse regen steeds vaker uit, en kwamen er vernietigende stormen voor in de plaats. De wind joeg over de noordelijke graanvelden en bedekte die met stof. Steden en dorpen raakten verlaten. Hun bewoners ploeterden met nomadische veehouders mee naar het zuiden, op zoek naar voedsel. De woestijnvonning hield meer dan een eeuw aan en ontwrichtte het leven van Zuidwest-Europa tot Centraal-Azië. Onder de slachtoffers vinden we het Oude Rijk van Egypte, de Palestijnse steden en de megapolen van de Indusvallei. Zo althans wijzen de laatste gegevens uit. Net als de dichter van de Vloek aarzelden archeologen en historici om de ineenstorting van Akkad toe te schrijven aan klimaatveranderingen. Zeker, zo zeiden ze, er waren perioden van droogte, maar het echte probleem was slecht bestuur. Sargon en zijn opvolgers, zo meende de Assyrioloog Noiraan Yoffee, slaagden er niet in om "het traditionele bestuur van de stadstaten te integreren in de nieuwe onderneming van een steeds groter rijk". Als gevolg daarvan "versterkten ze de traditionele middelpuntvliedende neigingen van de stadstaten en vergrootten ze de kwetsbaarheid van de grenzen van het rijk". Met andere woorden; te veel fusies en overnames, en onvoldoende samenhang. En de 'Vloek van Akkad'? Pure beeldspraak. Assyriologen nemen veel teksten letterlijk, maar niet de literaire. De Vloek achtten ze een typische "treurzang op een stervende stad", vol met de metaforen waar het oude Nabije Oosten zo van hield. Dat er echt steden stierven toen de treurzangen geschreven werden doet er dan weinig meer toe. In 1993 werkte ik mee aan een artikel in Science waarin die stadstreurdichten wèl letterlijk werden genomen. Over een klimatologische ramp sprak toen nauwelijks meer iemand. In 1981 publiceerde Robert Adams zijn 'Heartland of Cities', een uitgebreid overzicht van zijn archeologische onderzoek in het zuiden van Mesopotainië. In het voorbijgaan wees hij op de sporen van een "korte, forse, episode van winderosie" tegen het jaar 2000 v.Chr. in zuidelijk Mesopotainië. Maar vrijwel niemand stond daar lang bij stil. In zijn 'The Collapse of Complex Societies' uit 1988 stelt de archeoloog Joseph Taintez dat er weinig reden is te geloven "dat er ooit één grote gemeenschap door een enkele catastrofe te gronde zou zijn gegaan". Het catastrofisme, zo meende men eensgezind, kenmerkte zich door verleidelijke ideeën, gebrek aan bewijs, en een simplistische oorzakelijke analyse. De rust van die consensus werd door ons artikel verstoord. Nederzettingen in het noorden van Mesopotamië, zo suggereerden we, waren drehonderd jaar lang verlaten geweest, en de bewoners waren naar het zuiden getrokken. Zuidelijke kleitabletten uit dezelfde periode beschreven immigratiegolven uit het noorden. Die beschrijvingen werden bevestigd door Adams, wiens onderzoek uitwees dat de bevolking in het zuiden, binnen honderd jaar na de ineenstorting van Akkad, verdubbelde. De verklaring voor deze gebeurtenissen, zo schreven we, lag in Syrische grond. Onder de microscoop bleek dat afzettingen uit die periode veel verwaaid stof bevatten, weinig sporen van aardwormactiviteit vertoonden, en ook in andere opzichten op

24

WCS DECEMBER

1996

droogte wezen. We concludeerden dat een klimaatverandering de eerste dominosteen was die tot de ondergang van Akkad had geleid. Meteoor De controverse die volgde bracht een sterk déja vu teweeg. In 1980 stelden Luis en Waker Alvarez, vader en zoon, de inmiddels beroemde inslaghypothese op ter verklaring van het grootschalige uitsterven van soorten aan het eind van het Krijt. Op grond van sporen iridium tussen kalklagen uit Krijt en Tertiair betoogden ze dat er 65 miljoen jaar geleden een meteoor met een doorsnede van tien kilometer op aarde was ingeslagen. Als gevolg daarvan zou de aarde jarenlang door stofwolken zijn verduisterd. De meeste paleontologen reageerden lacherig. Volgens hen hadden de dinosauriërs en andere dieren zichzelf buitenspel gezet door zich niet aan te passen aan een geleidelijk afkoelende aarde. Ze werden voorbijgestreefd door de kleinere en slimmere zoogdieren. De heren Alvarez, zo voegden de critici daaraan toe, waren geen paleontologische specialisten; van de ingewikkelde aanpassingen die uit fossiele vondsten naar voren kwamen hadden ze geen idee. Vervolgens bleek die onverklaarbare iridiumlaag natuurlijk overal ter wereld op te duiken. Iridiuin is in de aardkorst uiterst zeldzaam. Het kon alleen van een meteoor afkomstig zijn, en het dook altijd op tussen Krijt en Tertiair. In 1990 werd een goede kandidaat gevonden voor een inslaglocatie: een 65 nriljoen jaar oude krater met een doorsnede van ten minste tweehonderd kilometer aan de noordrand van het schiereiland Yucatan. Geleidelijk en weinig van harte werd de Alvarezhypothese de toonaangevende verklaring voor het uitsterven van de dinosauriërs. Na ons artikel in Science heb ik nog regehmatig aan het massa-extinctiedebat moeten denken. De natuurramp van het Holoceen werd aanvankelijk, net als die van het Krijt, botweg van de hand gewezen. En de voorstanders werden, net als Luis en Waker Alvarez, van onwetendheid, sensatiezucht en hysterie beschuldigd. Het idee van een natuurramp rond 2000 v.Chr. leidt tot stormachtige controverses, waarbij de voorvechters van chaos en oorzakelijkheid, van toeval en determinisme, tegen elkaar opboksen. Maar geleidelijk tekent zich een nieuwe consensus af. De natuurramp van het Holoceen liet sporen na die net zo onuitwisbaar zijn als het laagje iridium. Hoe wagneriaans het debat nu ook aandoet, het ontsproot aan een van de stilste plekjes ter wereld. Teil Leilan ligt op de vlakte van Haboer in het noorden van Mesopotamië, in het huidige Syrië. Vijfduizend jaar geleden was het een belangrijke stad met een oppervlak van meer dan tachtig hectare, en met een acropolis die achttien meter boven de vlakte oprijst. Toen ik in 1978 voor het eerst als hoofd van een archeologische onderzoeksgroep naar Teil Leilan ging, had het gebied bij westerlingen een slechte naam: het zou een grote zandhoop vol terroristen zijn. In werkelijkheid is een dag in New Haven, Connecticut, gevaarlijker dan een jaar in Teil Leilan. Noord-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

VU-Magazine | 568 Pagina's

VU Magazine 1996 - pagina 540

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

VU-Magazine | 568 Pagina's