GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1997 - pagina 56

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1997 - pagina 56

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

geslagen, onderling verbonden en, voor een deel, oproepbaar in de vorm van wat wij herinneringen noemen. Het is vermakelijk om na te gaan hoe de wetenschap steeds weer nieuwe beelden heeft geïntroduceerd om het bewustzijn en speciaal de herinnering in termen van technologische ontdekkingen te beschrijven. Het boek van Dotiwe Draaisma, 'De metaforenmachine' geeft er tal van voorbeelden van. In zijn boek passeren zo achtereenvolgens het schrift, de lei, de fonograaf, de fotocamera, de film, de coraputer en het hologram als metaforen voor het geheugen de revue. Wat al die metaforen gemeen hebben is het vaststaand karakter ervan. Wat eenmaal geregistreerd is door het brein blijft er ook in. Dat laatste is maar zeer de vraag en in verband met de kwestie die ons hier bezighoudt moet zij welhaast ontkennend worden beantwoord. In een brein waarin alle herinneringen min of meer vastliggen is het moeilijk zich begrippen als spontaniteit of intuïtie voor te stellen. Het kenmerk van creativiteit lijkt immers juist het onverwachte karakter ervan. Het levert iets op dat wij nog niet kenden. We hebben het gevoel dat er van alles en nog wat bewogen heeft voordat wij dat 'Eureka'-gevoel ervaren dat met een ontdekking gepaard gaat. We hebben iets gevonden dat er daarvoor nog niet was. Misschien is het daarom zinvoller het brein voor te stellen als een stelsel van vele op elkaar aangesloten netwerken dat zich onder invloed van prikkels van buitenaf, maar ook vanuit zijn eigen systematiek, voortdurend verandert, steeds in beweging is. Als men de computer-metafoor zou gebruiken, zou men zich een computer moeten voorstellen die niet alleen aangeboden software registreert, maar deze voortdurend verandert onder invloed van veranderingen die zich in de hardware afspelen. Zo'n computer bestaat niet en kan voorlopig ook nog niet worden gemaakt. Enerzijds zorgt wat wij onze herinnering noemen ervoor dat wij ons zelf als een vaststaand gegeven kunnen blijven ervaren, anderzijds is het brein voortdurend bezig alle aanwezige gegevens anders te rangschikken op basis van wat men het best kan omschrijven als een mengsel van toevallige en doelgerichte mentale bewegingen. De herinnering vormt de bevroren bovenlaag van een rivier die daaronder volop blijft stromen. Laat ik hier Paul Valéry te hulp roepen, de schrijver van 'Monsieur Teste' en een van de scherpzinnigste waarnemers van het bewustzijn, dat hij niet alleen als denker maar ook als maker kende. In zijn essay, 'Introduction a la poétique' uit 1938, beschrijft hij de werking van de geest als iets dat alleen in haar beweging bestaat. Wat de geest afscheidt, in de vorm van gedichten, schilderijen, composities, ligt vanaf dat moment vast en kan juist daardoor niets vertellen over het mentale proces waarvan het de neerslag is. Even verderop in hetzelfde essay spreekt hij over de 'belofte' van het brein waarvan de vruchtbaarheid juist gelegen is in haar neiging tot chaos (of, zo men wil: nog niet door ons ontdekte orde) en het creëren van onverwachte combinaties.

56

wcs

JANUARI/FEBRUARI

1997

Het kunstwerk kan, volgens Valéry, per definitie, als product, niets zeggen over het creatieve proces waarvan het het residu is. Zo lijken we weer terug bij af. Misschien is dit daarom het juiste moment om eens te kijken wat een aantal kunstenaars en iemand uit de exacte wetenschap te zeggen hebben over het 'creatieve moment' zoals zij dat hebben ervaren. Wellicht vallen er toch constanten in hun opmerkingen aan te wijzen. De wiskundige Henri Poincaré, sprekend over een wiskundige ontdekking, zegt: "het onbewuste werk levert alleen maar iets op wanneer het voorafgegaan en gevolgd wordt door een periode van bewuste arbeid." De Amerikaanse componist Harald Shapero (1920) beweert: "De muzikale geest houdt zich voornamelijk bezig met het mechanisme van de tonale herinnering. Voordat het een aanzienlijke variëteit aan tonale ervaringen in zich heeft opgenomen, kan het niet gaan functioneren op een creatieve manier die complex genoeg is om als kunst te kunnen worden beschouwd." De beeldhouwer Henry Moore liep eens langs het strand. Er lagen duizenden kiezelstenen, maar alleen die kiezelstenen werden door zijn bewustzijn geregistreerd die te maken hadden met de "bestaande vorm die mij op dat moment bezighield", zo schrijft hij. En over zijn lust tot tekenen zegt hij: "Soms begin ik zomaar een tekening zonder dat ik een vooropgezet idee moet oplossen, maar alleen vanuit de lust het potlood op papier te zetten en lijnen te trekken, schakeringen en vormen te maken zonder bewust doel; maar terwijl mijn geest in zich opneemt wat er daar gemaakt wordt komt er een punt waarop een of ander idee bewust wordt en zich uitkristalliseert en dan begint er zich een controle en ordening af te tekenen." En de Engelse dichter Stephen Spender heeft geschreven: "Misschien is het waar om te zeggen dat de herinnering de gave van de poëzie is. Niets van wat wij ons voorstellen weten wij niet al. Ons vermogen ons iets voor te stellen is ons vermogen ons te herinneren wat wij al eens hebben meegemaakt en het toe te passen op een andere situatie." Hoe verschillend van karakter deze uitspraken ook zijn, ze hebben één ding gemeen: het creatieve moment lijkt altijd voort te komen uit al bestaande structuren. Spontaniteit. Creativiteit. Intuïtie. Ze bewegen zich altijd binnen reeds in het brein aanwezige informatie. - Dat wist ik ook niet, wat ik er van maken moest. - Geen idee? - Ja, als ik nou zeggen moet, van de voorkant is het een rups, maar wel een vreemdsoortige (bovenaan) en deze sprietjes. Wie weet is het wel een voorhistorische. Doet denken aan een dier. - Alleen dit stuk? Ja, maar ook verder hier naar toe. _ 2

- Feitelijk zou ik zeggen van 't begin tot 't eind, dat die buitenkant er niet mee verband houdt of zoiets (bedoelt hele midden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

VU-Magazine | 434 Pagina's

VU Magazine 1997 - pagina 56

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

VU-Magazine | 434 Pagina's