GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1997 - pagina 335

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1997 - pagina 335

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

belangrijk. Wat voor de een is toegestaan kan voor de ander verboden terrein zijn. Een jodenmop door een jood zelf verteld is onschuldig en goedmoedig, door een ander gedebiteerd krijgt zo'n mop snel anti-semitische bijklanken,- zoals een minderhedengrap verteld door een aanhanger van Janmaat alleen maar bijtend racistisch kan aanvoelen. In de hedendaagse etnische moppen wordt een ongehoorde hoeveelheid agressie uitgeoefend. Een letterlijke overkill. Turken moeten dood. Negers moeten dood. Duitsers moeten zeker ook dood. Enig mededogen kennen we niet. Als in een mop een man aan de kant van de weg staat te huilen wanneer daar een busje met Turken is verdronken, is hij verdrietig, niet omdat de reddingspoging te laat kwam, maar omdat er in dat busje nog zo veel meer Turken hadden gekund. En ook de jodenmop is niet meer wat hij geweest is, ze gaan niet meer over geld maar over gaskamers. Arrogant Is dit allemaal leuk? Het hangt er maar van af waar een mens van houdt. Niet iedereen is gevoelig voor het genre van de mop, veel mensen kunnen nauwelijks om moppen lachen, vertellen ze zelf niet, en vergeten ze oniniddellijk wanneer ze er een horen. Als het grappige van een mop voor een luisteraar bijna bij voorbaat al wegvalt, zegt Giselinde Kuipers in haar afstudeerscriptie, blijft alleen de inhoud van de mop over. En die inhoud is weinig verheffend. Dan resteert alleen de afkeuring: schandelijk racisme, moest verboden worden. Het is maar een grapje. ledere serieuze, verontwaardigde reactie op een racistische grap loopt echter stuk op het grappige van een grap. Een grap is niet echt, we zeggen iets omdat het leuk is, niet omdat we het menen. De moppentapper wil helemaal geen inhoudelijke bijdrage leveren aan de integratie van minderheden in de samenleving, of juist hun verwijdering daaruit, hij wil de mensen in hun broek laten plassen van plezier. En dat lukt nu eenmaal wat beter op gewaagde, verboden terreinen, er moet iets te choqueren zijn. Ook wie niets met buitenlanderhaat te maken wil hebben, zal wel eens in de situatie terecht zijn gekomen dat hij moest lachen om iets wat hij eigenlijk stuitend vond. Maar ja, de grap was zo goed, en de gêne komt altijd pas na het lachsalvo, zoals ooit berouw na de zonde. Wie de etnische humor al te serieus neemt en zich daardoor gekwetst voelt, loopt het gevaar in het kamp der gortdroge zeurpieten te belanden. Op het terrein van de humor mag er nu eenmaal meer dan op andere terreinen, daar mag je een beetje spelen met taboes en ze zo nu en dan, maar alleen in de taal, ruimschoots overschrijden. Iedereen met een beetje opvoeding weet dat hij niet mag discrimineren, maar in een mop mag het wel, eventjes dan. Ieder mens weet dat hij niet een ander mag doden, maar in moppen mag je Turken van torens gooien en negers platrijden, zonder gevaar te worden gearresteerd. Erg smakelijk en subtiel is het niet, maar dat wil nog niet zeggen dat de moppentapper er ook maar over piekert om dat in het echt te doen. De agressie blijft binnen de veilige perken van de humor.

Toch is de bezorgheid over zulke grappen niet geheel onbegrijpelijk. Spelen met taboes is niet zonder gevaar. De perken van de humor zijn namelijk niet waterdicht, er bestaat een kans op lekkage naar de omringende werkelijkheid. En hoe groter de lekkage, des te riskanter het is. We zouden ons niet zoveel zorgen over minderhedenhumor hoeven te maken als de wereld van de grap een reservaat vormde, een parallelwereld, die niets met de wereld van onze werkelijke opvattingen van doen heeft. Maar zo is het niet. Beide werelden onderhouden diplomatieke betrekkingen. Belgenmoppen vindt iedereen onschuldig, omdat de link met de werkelijkheid er niet is. De inhoud van een belgenmop is altijd dat Belgen dom zijn, maar dat sluit niet aan op een bestaand stereotype, we weten dat ze daar over de grens niet echt dom zijn, en in Nederland bestaat juist een vrij grote sympathie voor België. De boodschap van Turkenmoppen dat Turken lui, vies en dom zijn is heel wat minder onschuldig, er zijn genoeg mensen die dat daadwerkelijk vinden. Ergens blijven we bang dat hetgeen onschuldig begon, ongemerkt uit de hand gaat lopen; dat het racisme op een zeker moment als een vloedgolf naar buiten gutst en niet meer in het reservaat van de humor terug te duwen valt. De scheiding tussen wat niet gemeend en wat wel gemeend is, kan vloeiend zijn. Humor is relativerend, stelt grenzen ter discussie, maar over sommige taboes willen we helemaal niet zoveel relativeren, ze zijn ons ernst. We hebben respect voor het taboe en wensen het te overschrijden. De uitweg uit dit dilemma is dat je om minderheden en buitenlanders mag lachen, zo lang het maar duidelijk is dat de grappen nergens op slaan. Moppen mogen ons niet te dicht op de huid komen, niet te diep binnendringen in de werkelijkheid; die werkelijkheid mag alleen op nagenoeg onherkenbare wijze worden vormgegeven. Daarom voelen zo veel mensen zich bij grappen over joden in gaskamers zo ongemakkelijk. De humor is een beetje te herkenbaar. Er bestaat een patroon in het hedendaagse gevoel van gekwetstheid. Er mag veel, heel veel, zo lang een grap maar niet al te opzichtig is gebaseerd op een pijnlijke of verdrietige werkelijkheid, of wanneer een bestaand, explosief stereotype daarin bevestigd wordt. Zulk realisme is het werkelijke taboe van deze tijd. Je mag veel mensen ongestraft uitschelden voor 'kankerlijer', maar niet iemand die daadwerkelijk de ziekte heeft. Er is maar één groep waar die gevoeligheid niet voor geldt: Duitsers. De stereotypen over Duitsers tieren welig: ze zijn autoritair en onderdanig, likken naar boven en trappen naar onderen, eigenlijk zijn het allemaal nog nazi's van het type Befehl ist Befehl. Dit soort stereotypen wordt in grappen van harte bevestigd, en niemand, zelfs de fervente anti-racist niet, die zich er een buil aan valt en ze kwetsend vindt ten aanzien van burgers van een bevriende natie. Over Duitsers mag je alles zeggen; zij zijn onze favoriete pispaal. Arme Duitsers.

Naar aanleiding van: Giselinde Kuipers, 'Etnische h u m o r : een onderzoek naar de serieusheid van J<wetsende grappen', 1995 (ongepubliceerd). fotografie: Lenny Oosterwijk, m e t dank aan Nelis, H u m b e r t o en W e n d e l a .

wcs

SEPTEMBER/OKTOBER 1997

39

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

VU-Magazine | 434 Pagina's

VU Magazine 1997 - pagina 335

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

VU-Magazine | 434 Pagina's