GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1998 - pagina 209

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1998 - pagina 209

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

niets gemeenschappelijk had. Het kenmerkende van een echt mens was het bezit van een ziel. En vervolgens kon het debat ontbranden: hadden vrouwen of zwarten eigenlijk wel een ziel, en dieren dan? Dat is nooit een vrijblijvend theologisch debat geweest: degene die geen ziel scheen te bezitten, kon rekenen op een ander soort behandeling. Wezens zonder ziel kon je zonder gewetensnood tot slaaf nemen, je mocht ze slaan en martelen omdat zij dat toch anders aanvoelden. De mensen buiten de kring van familie, dorp of stamverband is men geleidelijk gaan herkennen als medemensen. Ze hebben een ziel of, voor wie niet in een onsterfelijke ziel gelooft, ze hebben bewustzijn en gevoel. Men herkende zichzelf in een vreemde.

Als ik er nu van uitga in een volgend leven terug te keren, wordt het zinvol om in dit leven er aan bij te dragen de wereld in een goede staat achter te laten. Ik kan dan bijvoorbeeld tot het inzicht geraken dat het soms goed is af te zien van directe lustbevrediging, en te kiezen voor zelfbeperking en een zekere discipline. Het is een appèl op het verlichte egoïsme. Want ik gun het anderen niet, maar ik zou het zeker ook mijzelf niet gunnen om later, in een volgend leven, nog eens op te moeten groeien in een wereld die kaalgeplukt en leeggeroofd is. Na ons de zondvloed, maar stel dat ik nu eens zelf overspoeld raak door zo'n vloedgolf? Nakomertje Het uit het Oosten afkomstige reïncarnatie-geloof heeft volop mogelijkheden om in het Westen tot een in veel opzichten overtuigende en aansprekende vorm van levensbeschouwing uit te groeien. Er kleeft alleen één vuiltje aan deze levensbeschouwing: het simplistische vooruitgangsgeloof. Het spirituele evolutionisme is het naïeve en hardleerse nakomertje van het politieke vooruitgangsgeloof. In dit geloof wordt ervan uitgegaan dat de menselijke geschiedenis vaste stadia doormaakt en dat we langzaam maar onomkeerbaar op weg zijn het paradijs op aarde te vestigen. Dit negentiendeeeuwse geloof is in de twintigste eeuw danig geschokt geraakt. Het vooruitgangsgeloof op het gebied van het geestelijk leven floreert echter nog volop. De theorie van de reïncarnatie zegt dat we in geestelijk opzicht door de vele levens die we leiden heen, naar een steeds hoger niveau van bestaan evolueren. We groeien en groeien. Bovendien gebeurt niets toevallig in het leven, er bestaat een soort kasboekje van goed en kwaad dat door de Grote Boekhouder met bureaucratische precisie wordt bijgehouden. Met als gevolg dat we altijd ons verdiende loon krijgen. Als een mens een vreselijke ziekte krijgt of bij een auto-ongeluk een dwarslaesie oploopt, heb je daar als het ware om gevraagd. Iets als pech of noodlot bestaat niet. Het is een nogal wrede en hardvochtige gedachte. Sneu vooral

56

wcs

MEI/JUNI

1997

voor de mensen in Rwanda en Kosovo. En zijn de mensen die bij een overstroming om het leven komen daadwerkelijk de slechten, terwijl de overlevenden per definitie de goeden zijn? Welja, geef de doden nog maar even een trap na. Wanneer het reïncarnatie-geloof aanspraak wil maken op serieuze aandacht, zal het zich van het evolutionisme behoren te ontdoen. Dat is geen onmogelijke opgave. In politiek opzicht is dat al aardig gelukt: het geloof dat de loop van de geschiedenis bepaald wordt door ijzeren wetten en uitmondt in een aards paradijs, is ernstig verflauwd. En sindsdien is het de samenleving niet slecht vergaan. Alleen als je er niet meer in gelooft en het woord op een fluistertoon uitspreekt, is het mogelijk het over vooruitgang te hebben. Pechvogels De hoop op op vooruitgang, op een beter leven in de toekomst, is een belangrijke motor van iedere vorm van religie. Het is een verschijnsel van alle tijden en culturen dat mensen zin verlenen aan menselijk lijden. Pijn en ellende bestaan niet zonder doel, maar om een mens te louteren. De attractie van het reïncarnatie-geloof is dat het verdragen van ellende en het lering trekken uit fouten, in de herkansing van het leven een beloning zal krijgen. Het biedt troost aan de ongelukkigen. Maar je kunt ook, relatief gezien, tot de gelukkigen behoren. Juist voor degenen die in een tamelijk welvarend deel vande wereld geboren zijn, en er mogelijk al heel wat incarnaties op hebben zitten, is het goed om zich voor te stellen juist in een minder rijk bedeeld leven terecht te komen. Al was het maar bij wijze van gedachtenexperiment. De voorstelling in een volgend leven een zwervende lepralijder in een straatarm land te kunnen zijn, noodt tot enige bescheidenheid. Niet om mensen te bewegen snel een girootje uit te schrijven, maar het voorkomt een al te gemakzuchtige identificatie met de geslaagden en succesvollen in een samenleving; een triomfalisme dat de pechvogels een volgende keer meer geluk toewenst. Ik ben slechts bereid in reïncarnatie te geloven wanneer in de zielsverhuizing een zekere willekeur en toeval zit. Het zou

zo moeten zijn dat het leiden van een goed leven geen enkel garantie bevat voor een nog beter toekomstig leven. De enige acceptabele vorm van wedergeboorte behoort als dogma te hebben: alles is mogelijk. Men zou in gedachten zich kunnen voorstellen toevallig niet als mens maar als dier terug te keren. Dat is in de oorspronkelijk oosterse opvatting van reïncarnatie, waar helemaal niet zo'n vooruitgangsoptimisme vanaf straalt, altijd al een reële optie geweest. Je kunt een bestemming vinden in een leven als hond of koe. Hetgeen nieuwe vragen opwerpt. Zou ik het eigenlijk wel zo leuk vinden om terug te keren als een varken in een Brabantse fokkerij? Zo'n fokkerij waarin we met zijn allen op elkaar gestapeld liggen, waarin de bewegingsvrijheid tot het uiterste geminimaliseerd is, en wij als varkens niet eens lekker met elkaar kunnen stoeien en ravotten. Het is een gedachtenexperiment dat in zekere zin al is uitgevoerd door de schrijver Leon de Winter toen hij die varkensstallen vergeleek met de armzalige barakken in de concentratiekampen waar de joden boven op elkaar gestapeld lagen. Deze vergelijking is alleen mogelijk op grond van een ver doorgevoerde vorm van identificatie: hoe zou ik die benauwde opsluiting ervaren als ik een varken was? Als ik in een volgend leven een varken ben, moet ik in het huidige leven, in mijn menselijke verschijningsvorm, al iets doen, want anders is het te laat: als varken kan ik moeilijk pleiten voor reductie van de veestapel. Het reïncarnatie-geloof noopt tot het nemen van voorzorgsmaatregelen om een volgend leven zo draaglijk mogelijk te laten zijn. Je moet toch aan je toekomst denken. Een dergelijke vorm van reïncarnatie-geloof past bij een tendens in de geschiedenis: het toegenomen vermogen zich in andere mensen te verplaatsen. Iets wat je werkelijk als een vorm van morele vooruitgang zou kunnen betitelen. Niet altijd zijn mensen in staat geweest om anderen, buiten de kring van directe bloedverwanten bijvoorbeeld, zelfs maar te beschouwen als wezens van dezelfde soort. Die niet-bloedverwanten werden gezien als volslagen vreemden, wezens met wie men

Verifieerbaar bewijs Het reïncarnatie-geloof zou een onophoudelijke oefening in zulke gedachten kunnen behelzen. Een mens moet tot iedere vorm van zielsverhuizing, of je dat nu in letterlijke of metaforische zin opvat, in staat zijn. Tot in de 'laagste' wezens aan toe zich het bewustzijn eigen maken: zo iemand zou ik een volgende keer zelf kunnen zijn. Het maakt niet zo veel uit of er daadwerkelijk zoiets als reïncarnatie bestaat, of het al dan niet empirisch aantoonbaar is. Je moet er in geloven, zelfs al bezit je 'de gave des geloofs' niet of nauwelijks. Misschien dat een naarstige zoektocht naar een hard, verifieerbaar bewijs voor reïncarnatie vooral teleurstellingen oplevert, maar daarom kan zo'n zoektocht nog wel een andere, belangrijkere betekenis hebben. In de schitterende roman 'Diepe rivier' van de Japanse schrijver Shusaku Endo overlijdt de vrouw van Isobe, een van de hoofdpersonen in het boek, aan kanker. Vlak voordat ze overlijdt zegt ze dat ze zal terugkeren en dat hij haar moet gaan zoeken in India. Isobe neemt na het overlijden contact op met een wetenschappelijk instituut dat de ervaringen van mensen die zeggen vroegere levens te hebben geleid, onderzoekt. Men vertelt hem dat er in India inderdaad een klein meisje woont dat beweert haar vorige leven in Japan te hebben doorgebracht. Isobe vindt haar ondanks alle naspeuringen niet terug, hij vindt wel kleine meisjes die zeggen het te zijn, maar die bedelen vooral om zijn geld. Isobe vindt echter iets anders. Gedurende zijn huwelijk besteedde Isobe weinig aandacht aan zijn vrouw, hij ging helemaal op in zijn werk en in zichzelf. Veel liefde kwam daar niet bij kijken. Maar toen hij op zoek ging naar de reïncarnatie van zijn vrouw, kwamen allerlei herinneringen aan haar weer boven, simpele alledaagse gesprekken kon hij zich woordelijk voor de geest halen. Door te zoeken in India naar zijn gereïncarneerde vrouw, riep hij haar opnieuw tot leven. Het was een verrijzenis, een wedergeboorte. Naar aanleiding van: S.W. Couwenberg (red.), 'Karma, reïncarnatie en de roep om zingeving', Kok Agora, ƒ 35,-.

Fotografie: Lenny Oosterwijl<. Met dank aan: Frans, Ellen, Nelis, Pieter.

WCS M E I / J U N I

1997

57

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1998

VU-Magazine | 492 Pagina's

VU Magazine 1998 - pagina 209

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1998

VU-Magazine | 492 Pagina's