Tractaat van de reformatie der kerken - pagina 218
VAN INBEZITNEMING DER HOOGERE BESTUREN.
204
drager van het ambt, maar alleen aan de kerken, Synode saamgekomen, het recht toekomt om de g r aV a m n a die op grond van dit Woord tegen eenig Formulier mochten worden ingebracht, als rechters te beoordeelen en daarover in den naam des Heeren te beslissen.
noch
aan
eenig
wettige
in
i
§ 65.
Van
inbezitneming der Hoogere Besturen.
Den weg van die
anderen
inbezitneming der Classicale en Provinciale Besturen,
verkieslijk toeschijnt, blijf ik ontraden.
zelf schijnt zulk
een
weg van
Reeds op
zich-
opportuniteit, waarbij de beginselen
hun
stofgoud verliezen, minder verkieslijk. Maar bovendien, te zitten in zulk een bestuur, onder deze kerkorde, is een deel uitoefenen van een macht, die niet aan ons, maar aan Jezus onzen Koning toekomt. Voorts, ook al slaagde men er in, om met hulpe van dissentiëerende broederen, en dus zonder vasten grond van belijdenis, de kerkbesturen te eigenen, zoo zoudt ge immers aan het einde van den weg u toch weer deelen en de oude
En eindelijk, wat ook onzen broederen toch immers niet minder zwaar weegt, ge maakt er het kerkherstel zoo ongeestelijk door, en berekening vervangt de wondere kracht van boete voor God te doen, en den adel van het gebed. Meenen echter velen onzer broederen dien weg te mogen inslaan, niet wij wenschen hen te oordeelen, en geven den uitslag der worsteling aan Hem over, zonder wiens hoogere bezieling toch alle
worsteling van nieuws af aan beginnen mogen.
reformatie mislukt.
Maar welken anderen of beteren weg, dan den door ons geteemen ook voor de reformatie onzer kerken moge afbakenen, één ding moge toch met stillen ernst en heiligen aandrang van alle kende,
broederen
in
den geloove
zijn
afgebeden.
Dit
namelijk,
dat
de
geestelijke stroom, die bij sohuldbelijden begint en in bekeering des
levens
voorschijn
geen oogenblik van onder den kouden wegvloeie. Dat de drang tot reformatie bij leden noch ambtsdragers ooit door een antinomiaansche theorie van uitzieken worde tegengehouden, noch ook ruste eer alle ding in de kerke Gods weer naar den regel ga van zijn Woord. En ten slotte, dat bij alle ijveren voor den Naam des Heeren, zelfs dan als de ééne broeder tegen den anderen getuigen moet, de hoogere liefde toch bij geen onzer verdorre, maar in aller hart welig bloeie op het graf van ons eigen Ik. ijskorst
te
der
treedt,
kerkrechtelijke
bemoeienisse
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1884
Abraham Kuyper Collection | 226 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1884
Abraham Kuyper Collection | 226 Pagina's