Uit de diepte - pagina 712
:
706 ons voor, dat hij aldus bij zichzelven gedacht heeft Vroeger was de Heere Jezus voortdurend bij ons en zorgde Hij, dat wij konden leven. Maar nu schijnt de Meester niet meer altijd bij ons te willen zijn; wij zullen nog omkomen van den honger. Wat rest ons anders, dan weer te gaan visschen? Wij kunnen toch niet bij de pakken blijven nederstellen
»
zitten ?"
Wat daarvan zij. Petrus sprak: »Ik ga visschen," terwgl de Heere hem en zyn broeder zoo nadrukkelijk van de netten weggeroepen had. Zes andere apostelen en discipelen, die bij hem waren, spraken aanstonds: »Wy gaan met u." Er was een band tusschen die mannen gekomen; ze weten, dat zij bij elkander behooren, al is het geloofsleven bij hen kwynende. Zij stappen dan met hun zevental in het scheepke en ouder gewoonte steken zij naar visschersmanier tegen het vallen van den avond in zee. Na een poos varens werpen zij het net uit, halen het op, maar niet éen visch is er in besloten. Op een andere plaats doen zij hetzelfde, wederom zonder vrucht. Zoo doen zij den ganschen nacht door; maar boe veel moeite zy zich ook geven, telkens halen zy het ledige net op. Het .
hebben verleerd; water geheel uitgeput is. Het morgenrood kleurt reeds de wateren en nog hebben ze geen enkel vischje kunnen machtig worden. Zou Petrus toen niet gedacht hebben aan dien gedenkwaardigen nacht, toen hg ook een geheele nachtwaak vergeefs gearbeid had, maar waarin hij toch zulk een heerlijke vangst had mogen hebben, toen hij gehoorzaamde aan het gebod, om het net aan de rechterzijde van het scheepke uit te werpen? Wij meenen, althans de stemming, dat dit zielkundig niet denkbaar is waarin de discipelen verkeerden, pleit er tegen, dat zij de
is,
alsof
of het eerste
zij
hun handwerk
anders
zoo
in die drie jaren
vischrijke
;
wonderdaden des Heeren indachtig waren. Langzamerhand breekt de zon door de wolken en verdringt het nevelvloers van de wateren. De mannen in het schip kunnen nu den oever van bet meer zien. In de verte aanschouwen zij een hun onbekend mensch. Het scheepke komt den oever steeds meer nader men wil naar huis gaan, omdat alle verdere arbeid toch tevergeefs zou ;
Steeds dichter nadert men den vasten wal; eindelijk is zoo naby gekomen, dat de onbekende zich aan hen verstaanbaar maken kan. Deze schijnt in hun lot belang te stellen; althans vriendelijk spreekt hij tot de apostelen: »Kin-
zyn.
men
derkens! hebt gijnieteenigetoespijs?" was
visschersspijze, terwijl de visch de toespijs
»Neen,"
zoo
klinkt
het
kort
van
het
Brood moest vormen.
schip,
waaruit
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1887
Abraham Kuyper Collection | 820 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1887
Abraham Kuyper Collection | 820 Pagina's