Uit de diepte - pagina 318

,

,

312

om de gangen onzes Gods in de leidingen van zijn genadebestuur te verstaan waardoor wij zijne treden in dat heiligdom zoo dikwerf oppervlakkig en verkeerd beoordeelen, en wij in het duister wandelen, niettegenstaande zijn heillicht ons omstraalt. Dat wij maar geene pogingen mogen doen om deze euvelen want daarmede benevelen we te bedekken of te vergoelijken onze ziel nog meer. Wanneer we echter ook in dezen ons schuldig kennen en schuldbelijdend tot den Heere wederkeeren, zullen we ondervinden, dat Hij, onze getrouwe Bondsgod, aan zijn verbond gedenkt. Dan zullen we bij vernieuwing, gelijk de herders bij Efratha's velden en met den ouden Simeon, met de aanschouwing van zijn liefelijk licht worden verwaardigd. Laat dan onze weg gaan door vele duisternissen en diepten, we zullen dan bewaard blijven van aan onzen God onrecht toe te schrijven en al moeten we door vele beproevingen en verdrukkingen ingaan in het Koninkrijk Gods dan zal toch de Heere ons het genadelicht niet onthouden waarbij alle duisternissen worden verdreven zoodat we klaar en onderscheiden mogen zien, dat alle dingen ons moeten medewerken ten goede. Dan zal ons pad als het pad der rechtvaardigen een schynend licht zijn, dat, door de Zon der gerechtigheid bestraald, voortlicht tot den vollen middag onzer eeuwige ver,

,

;

;

,

,

,

,

,

lossing.

Amen. Een

Straalt volk

Terwijl

Van

En

schoon, hemels troon volk in d' oogen

licht, zoo groot, zoo

Gedaald van

't

't

bij

's

het blind gezicht

heidendom

Isrel zal

verlicht,

verhoogen.

Lofzang van Simeon,

vs. 2.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen