Locus de Consummatione Saeculi - pagina 325
College-dictaat van een der studenten
323 College-dictaat van een der studenten (Dogmatiek). dat volgens Ezechiel
hierop,
of menschen,
serafs
de
cherubs voor Gods troon niet
zijn engelen,
maar gansch andere wezens, met het aangezicht eens
cherubs, eens menschen, eens leeuws, eens arends (cap. 10
:
14).
In die cherubs
De wordt dus wel degelijk de grondtype van Schrift Is dus geheel in strijd met de spiritualistische opvatting, dat er enkel maar geesten zouden zijn in de toekomende wereld. Maar ook in de tweede plaats, wanneer God de Heere in zijn eeuwigen Eaad die grondkrachten aan die wereld heeft toegedacht, dan zijn dat de grondelementen van de openbaring van Gods krachten en dies organische elementen van het kosmische leven. Maar dan mogen ook die grondtrekken van Gods scheppend Alvermogen niet gedacht als geannihileerd te zijn in de toekomende dierenrijk
het
opgenomen.
Heilige
bedeeling, wijl ze dan slechts eene verminkte wereld zouden achterlaten.
Bovendien geeft de Schrift duidelijk aan, wat_ er
meer
zal
er zijn:
de dood, de zee (Openb. 21
:
1),
niet
meer wezen zal. Xiet („Want aldaar
de duisternis
geen nacht zijn" vs. 25). 't Andere wordt niet opgegeven, dat zal niemv worden gemaakt: wanneer dus in de eeuwige heerlijkheid die rijken wegvielen, dan zou dit ook moeten zijn gezegd. Maar, dat is niet het geval. Phantaseeren zal
staat hier niet
vrij.
Wij
mogen
nooit verder gaan dan de Schrift aanwijzingen
van het nieuwe Jeruzalem). Yan deze potenzierung kunnen wij ons geene voorstelling maken. Alleen dit mag dus geconstateerd, dat deze rijken inhaerent in de Schepping zijn en daarom ook in de Herschepping zullen bijdragen tot verbreiding van Gods majesteit. Die heerlijkheid nu. die in de (3«ffdfta t^? dó^rjg zich vertoonen en schitteren geeft (zooals
zal,
waar
wordt die
in
de Heilige Schrift in verband gebracht
öxtjvtj
is,
daar
is
de 8ó^a en waar
zij
weg
met de is,
daar
a-^rjvrj
is
rov Gsov
;
ook die heer-
weg. Het is ermee als met een paleis. Het hofleven is niet, waar het gebouw is; maar alleen in dat paleis, waar de koning is, in de andere niet. Het hofleven is dus gebonden aan de presentia van den koning. Daarom is het begrip van een hofleven reeds op aarde een mobiel begrip. De koning neemt het hofleven met zich. Nu zien we eveneens, dat God den mensch in het paradvjs in een staat van heerlijkheid schept en dat God zelf daar in het paradijs tegenwoordig is. Daar is geen scheiding, maar onmiddellijke gemeenschap. Door de zonde gaat de tegenwoordigheid Gods weg; maar ook het paradijS; de d6È,cc verdwijnt en er blijft over eene aarde, waarop de vloek rust. Alzoo: vóór de schepping een „woest en ledig"'; door de schepping, waar God komt, een paradijs met de d6'E,a en als Hij weggaat, dan wordt de vloek achtergelaten. lijkheid
In
het
vervolg bindt
zich
de
heerlijkheid
des
manifestatie op aarde in de Theo- en Christophanieën.
Heeren Heeren aan
En
zipie
wij zien eene partiëele.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1891
Abraham Kuyper Collection | 781 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1891
Abraham Kuyper Collection | 781 Pagina's