E voto Dordraceno : toelichting op den Heidelbergschen Catechismus - pagina 597
Derde deel
XXXVI. HOOFDSTUK
ZOND.
men
ons, of al brengt
men ons schade
599
III.
toe, of al staat
ons naar het leven.
Het dogma der „belijdenislooze" Christenen, dat men u tegenwoordig aanbeveelt, is dus rechtsrtreeks door dit gebod geoordeeld. Al het schimpen
men noemt
op wat
God kan
uit
schap tegen
nen nooit
zijn,
maar komt toch
den grond voort
in
uit vijand-
derde Gebod. Tegenover Satan staande zouden deze man-
dit
een tekst
theïstischen
^
zijn gedeeltelijke
vinden in sommiger bloot verstandelijke kennisse, die
verontschuldiging nooit
een „dogmatisch Christendom." moge
trant,
hebben aangehaald, maar ze zouden zoolang
met Satan
zijn
gaan redeneeren,
pan-
in
.
tot het ten leste on-
zeker werd, of ook Satan eigenlijk niet tot de „lieve geesten," en tot de
minnaren van een zeer
„vrije
vroomheid" behoorde.
Belijden onderstelt dus de kennisse
baard
is,
van Gods Xaam,
en zonder deze voorafgaande kennisse
geopen-
gelijk die
belijden volstrekt
is alle
onmogelijk. Deze plicht nu van belijden rust én op den enkele en op allen "''
saam,
w.
d.
z,
zoowel op de geloovigen in hun
Een kerk zonder het
ijdel
belijdenis is
cirkel die rondheid mist,
dan ook een
roepen der Ethischen, dat de belijdeniskerken haar
gehad, toont beter dan
hoever de
iets,
mannen
van de beteekenis der Openbaring vervreemd anders
is
op de kerk.
particulier, als
ze geen kerk, en dit belijden
kan
dezer richting
zijn.
tijd
zei ven
men
Een kerk moet belijden,
ceert.
ilenle
want
be-
is
daarom rechtstreeks ingaande
te-
Gehad, en een kerk, die zich hieraan schuldig maakt, abdi-
Plicht en roeping toch
van elke kerk van Christus
zuin van onvervalscht geluid te doen hooren, en door
ééne
ambtsdragers voor die
welgewikte belijdenis
al
uit
een ba-
is het,
haar organen en
en op
te
komen.
Hierin
ügt dan ook het onherroepelijk oordeel over aWe kerken in onze
dagen,
die
en er
pro niet
^
als kerk voor zijn belijdenis op alle terrein uitkomt.
Leervrijheid in de kerk toe te laten,
gen het
reeds
er natuurlijk nooit in bestaan,
dat ze haar belijdenis pj'o memorie uitrekke, of in de kist legge, lijden is juist, dat
en
hebben
dezen plicht in
memorie zekere voor uitkomen,
zijn
tegendeel verkeeren, en
belijdenis heeten te bezitten,
en
ja,
maar
nog
in
naam
ze verbergen,
organen en ambtsdragers
door haar eigen
straffeloos allerlei, dat vlak tegen die belijdenis ingaat, laten verkondigen.
Tevens volgt
hieruit, dat
de Tucht in elke kerk dus ook over de belijdenis
moet gaan. De voorstelling
toch, alsof
mensch een kleed
en
heid schendt,
is
ontsteelt,
naï
aan het achtste
heiligen
Naam.
overtreedt zoo
de volstrekte loochening van
uw
Jit
hij
Gods
hij
een
zijn heilige
derde Gebod. Zeker Gods
goed,
Openbaring en tegen
het; niet
''
heerlijke waar- /
maar nog lang eer de Heere op den SiGebod toekwam, slingerde Hy zijn banvloek tegen de
gebod waakt ook over
miskenning van
niet
iemand wel overtrad, zoo
achten van zijn
Zeer terecht hebben onze vaderen dan ook steeds de
he-
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's