E voto Dordraceno : toelichting op den Heidelbergschen Catechismus - pagina 44
Derde deel
46
XXVII. HOOFDSTUK
ZOND.
leven
bedekt
hiervan
bespem-en,
iets
mag
en
maar zoo
)3leef,
geschiedt, zonder dat de omstanders
dit
het voor dit aardsche leven niet meer meê,
telt
meê rekenen. Zulk een
de kerk op aarde er niet
voor de kerk op aarde, geen geloovige te
-
En ""
nu
hieruit
nog
ouders,
volgt, ten derde, dat
geboren
het
niet
VI.
is
dan gebleken,
zijn.
dus ook het geboren ouders
zijn uit geloovige
zijn uit g'edoop^e
op den
tenzij
is,
Doop der ouders nog voor hun sterven openbaring van geloof gevolgd zij. om den Doop der kleine kinderen, naar
Vandaar dat onze Gereformeerden den regel van Gods Woord
te bedienen, zich nooit
gebonden hebben geacht
aan wat van de naaste ouders openbaar werd. Ook waar zulke gedoopte ouders persoonlyk nog niet tot geloofsopenbaring waren gekomen,
^
men
toch
ja, al-
daarom hun kinderen
van den Doop uitgesloten, overmits het vóór hun dood niet was
niet te
maken, wat
ze
waren.
geestelijk
Dit
en op grond van Gods
Woord
de kinderkens
terug
ook dan
doopen, zoo met overspringing van een geslacht, het geslacht,
te
te gaan,
uit
nu noopte om alsdan op de
grootouders
waarvan <;
zonden voortleefden, heeft
licht in velerlei
zaad waren, toch in Gods genadeverbond bleek
het
ze
opgenomen. Vooral in de klasse
den
uit
van Schieland
meer dan gissing en
van Ds. De Ridder tegen
strijd
deze zienswijze overbekend. Ze
is
aangeduid in
ligt
Jes.
LIX
:
21,
Ds. is
te zijn
Herder
dan ook
waar deHeerevan
de dagen des Nieuwen Verbonds profeteerende, metzoovele woorden zegt:
„Mijn Geest, die op u heb, die zullen
zaad, noch regel zien
van den mond van
we dan ook
Kinderdoop af
-
we
eiken
ouders
en
En
grond.
het
houden bij
de
Om
dezen
het recht op den
maar
De kerk kent het
kind, kent zijn
het daaraan voorfgaande geslachts
Christelijke opvoeding
kan nog wel,
is bij
door de grootouders gezorgd worden, maar in den
daarom ook
dat desniettemin
om
gaan kan.
éa,n
door de overgrootouders in het derde geslacht. Zonder dus te
openbaar wierd,
zijn,
mond gelegd mond vanuiv
zaad uws zaads." Doch \evdev
dit is natuurlijk.
beweren, dat de kerk kinderen,
/
noch van den
geslachten die nog hooger opgaan, missen
En ook voor de
weggestorven.
niet
uit
grootouders,
zijn
niet wijken,
niet dat de kerk
leiden
te
verzuim der ouders, regel
en mijne woorden die Ik in uwen
is,
van uwen mond
we
in
staande,
te
bij
wier ouders of grootouders geen geloof
verwerpen heeft;
dezulken
ja,
volmondig toegevende
het genadewerk Gods aanwezig kan
dat de kerk geen bevel van
zoodanigen het genadewerk
te onderstellen,
Godswege
heeft,
en dus dezulken
ook niet doupen mag.
Onze conclusie ''
is
derhalve,
l^.
dat
aJ Ie
kinderen der geloovigen op grond
van het voorafgaande onderstelde genadewerk Gods moeten en mogen doopt worden;
2^.
dat
ge-
onder „geloovigen" hierbij te verstaan zijn allen
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's