E voto Dordraceno - pagina 166
ZONDAG
154
Vandaar dat niet bespeurt,
met
zijn
God
God
zijn
dit slag lieden
dat te
men
HOOFDSTUK
VIII.
II.
gemeenlijk leeft als bestond er geen God;
eiken morgen en eiken avond en eiken
God gewaagt
doen heeft; en dan alleen van
toevlucht neemt, als er iets stuk
of in de
is
nood en dood, of als er een schipbreuk in het leven en bidt men ja, maar voorts leeft men buiten Hem om. Deze zonde is wat men noemt het Deïsme, gelijk
war dreigt,
die
middag
en tot dien liep;
en
in
dan roept
andere zonde
het Pantheïsme.
Zonde! Verzwakt dat woord
niet.
Niet den levenden God,
eigen uitdenksel in zijn plaats, te aanbidden, alleen
zoo
zelf in
den
we
hiervan
liefsten
En vraagt nu
diep
broeder
waar
overtuigd dit
zijn,
zondig kwaad
maar een
zelfs
de diepe zonde; en
bezitten
we den moed om
is
te bestrijden.
dan toch huizen, en zegt niet, dat nooit ontmoet hebt. Want de naam doet er niet toe, maar wat de zaak aangaat, kunt ge dit onheilig kwaad practisch tot diep in de Gereformeerde kringen vinden. Ieder die tien uren van den dag kan leven, zonder met zijn God te rekenen, is een practisch Deïst. Of sterker nog, er leeft geen mensch die niet lange dagen van zijn leven zulk een practisch Deïst geweest is. En het stelsel, de theorie er van vindt ge bij duizenden rechtschapen medeburgers, die vinden dat zelfs zwijgen over God regel moet wezen, en, dat alleen zoo er iets stuk is, God er bij mag gehaald worden. Op de manier van een chirurg of een arts is de ingebeelde god dezer deftige lieden. Zoolang ze gezond zijn en alles wél gaat, loopt het uurwerk wel vanzelf; maar als ze „erg ziek" worden, en vooral zoo de dokter zegt „dat er gevaar is", dan gaan zulke lieden bidden. Daarom moet van meet af dit kwaad, deze zonde in den wortel aangegrepen. Ge moet maar niet zeggen, dat zulke lieden hun god vergeten; neen, maar ge moet inzien en hun aantoonen, dat hun god, dien ze aanbidden, niet de levende God is, want dat zulk een schijngod, als waarmee ze ophebben, eenvoudig niet bestaat. En als ge dan diep in uw ziel den toorn hebt voelen opkomen tegen zulk een uitdenksel van een god die als een uurwerkmaker zou zijn; en ge hoort dan Paulus roepen: Gelijk ook uw poëten gezegd hebben: Gij zijt van Gods geslacht!" dan gaat er opeens een licht voor u op, en begrijpt ge, hoe ook heden ten dage dat dwepen met het Pantheïstisch vuurwerk de ziel der edeler lieden weer verleidt. gij
niet,
die Deïsten
zulk soort menschen van dien
naam nog
,,
Immers tegenover deze koude proza-burgers slag van lieden over, die er voor passen,
om
in
staat een
gansch ander
de dorre mechaniek van
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's