De verflauwing der grenzen - pagina 57
Rede bij de overdracht van het rectoraat aan de Vrije Universiteit op 20 october 1892
55 het gemis aan een eigen wetenschappelijke opleiding, die ver-
band met ons beginsel of
En
hadden,
volbracht
elders
niets.
De
hield.
studiën die
gaven ons daarvoor
dat alles moest nu ingehaald
receptieve
minder
reeds
zich
we zelven in Leiden
leenen,
soms overstelpende ambtsbezigheid.
en dat
Ook
letterlijk
voor het midden van de gaping die in de
in jaren,
die
te
de laatste wetenschappelijke levensteekenen van het Calvinisme en onzen tijd lag, bleek veel breeder, dan historie
tusschen
we gedacht hadden; en
toch ook met de historie die daar tus-
schen lag en met den voortgang
de ontwikkeling van het menschelijk bewustzijn, behoorde gerekend te worden. En hieruit
nu
juist
in
ontstond zoo ongelooflijke moeilijkheid, omdat
historischen
we den
draad niet mochten laten glippen, en toch
bij
de
Calvinistische geleerden uit vroeger dagen zoo telkens vruchdie onze eeuw kwam, dat we onderling in elke faculteit, en evenzoo de faculteiten als zoodanig, op elkander moesten aanwerken, en dienden te letten op het verband. Zou toch
teloos
het
antwoord zochten, op de vragen
ons voorlegt.
Daarbij
waarlijk uit den wortel van eenzelfde beginsel heel onze weten-
schappelijke
voorstelling
die aan alle studiën
opkomen,
gemeen
zijn,
niet
dan mochten de vragen, door den één
zus,
door
den ander zóó beantwoord worden; maar was overeenstemming in inzicht eisch. Juist dit echter deed ons almeer de noodzakelijkheid inzien,
die
om
algemeene,
vakken dezelfde ge,
uit
ons eigen vak,
al
meer
af te dalen naar
encyclopaedische vraagstukken, die voor alle zijn
en aller studiën beheerschen. Zoo gevoelt
hoé wat eerst slechts het optrekken van een nieuwen gevel
scheen, al spoedig bleek uit te loopen op het leggen van een
nieuw fundament, ja op een heien onder dat fundament van nieuwe palen. Dit nu hield ons op zoodat we lang nog niet zoover zijn, als we naar onze verwachtingen van vóór twaalf jaren, ;
hadden moeten wezen en dit is het, wat ons én om het gebrekkige van ons toenmalig inzicht, én om den tragen gang ;
dien daardoor het
En
werk nam, beschaamt. nu van achteren,
toch, vraagt gij mij
of ik het
dan an-
ders zou gewild hebben, en of een lichtere opvatting van onze
taak mij verkieslijk zou
zijn
geweest, dan antwoord ik
in
zoo
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 104 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 104 Pagina's