In de schaduwe des doods - pagina 178
meditatien voor de krankenkamer en bij het sterfbed
170 verkwikt. En als God u dan een broeder beschikt, die u verstaat; even diep leeft als ge zelf leeft; of ook een, die leed gelijk gij leedt, en met de ervaring van zijn eigen hart tot tiw hart komt, o, dan kan reeds die menschelijke vertroosting zoo zacht en zoo weldadig is
die
aandoen. hoort er bij, dat ge inziet en merkt, hoe het God broederhart voor u ontsloot, het de teederheid voor u ingaf, en het bezielde met een woord, dat Hij voor u bestemd had. Ja, eigenlijk moet gezegd, dat zulk een menschelijke vertroosting er dan pas bij u ingaat, als wie u troost het niet zelf wil doen, maar zich door God, en tot zijn eere, gebruiken laat, om u te Mits,
is,
en
dat
dat
die
troosten.
Zoo bezien, is het dus reeds in die menschelijke vertroosting God, die u ter hulpe komt, en u dat toebeschikte.
Maar
hierbij
laat Hij
uw
het niet.
geen God van verre, die dat
stille werk der vertroosting aan anderen overlaat, maar Hij komt zelf. Wanneer ooit meer dan in zulke ogenblikken was uw God o. u nabij; vlak bij u; in uw verborgen woning; ingaande tot binnen in uw hart; en wanneer ooit sterker dan in zulk een worsteling hebt ge dien Heiligen Geest daarbinnen voelen ritselen, biddende met u en biddende voor u met onuitsprekelijke verzuchtingen?
Hij
is
Hij verbindt ze in hunne smarten. Zoo getuigt het Woord het, en zoo is het eeuw in eeuw uit ervaren door Gods heiligen. Want Gods heiligen hebben in zoo bange dagen zooveel voor. Niet alsof die barmhartige Vader, die zijn zon doet opgaan over boozen en goeden, niet ook die andere kinderen der menschen met genade tehulpe zou komen; maar zij merkten het zoo niet. Zij smaken het zoet en het zalig er niet van. Ze zijn ook in de dagen van hun smart en van hun rouw zoo arm. Maar Gods kind is zoo rijk. Dan ligt, wie gelooft, daar neder, en zijn wonde, de wonde van zijn hart, bloedt zoo bang. Het doet zoo pijn vanbinnen. Het geloof maakt fijngevoelig; en in zooverre wordt door het geloof het lijden verzwaard. Ook merkt Gods kind dan zijn machteloosheid wel. Alles stormt op hem aan. De consciƫntie drijft dan zoo sterk vanbinnen. Heel zijn wezen wordt ontzet. Maar, en dat is het heerlijke, temidden van dien schreienden weedom des harten merkt Hij ook, hoe zijn God bemoeienis met hem heeft. En als zijn God dan tot hem komt, en hij leest in het Vaderoog van zijn God die diepe, goddelijke uitdrukking van onuitsprekelijke ontferming, dan trekt er iets door zijn ziel, dat heel zijn wezen in
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1893
Abraham Kuyper Collection | 316 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1893
Abraham Kuyper Collection | 316 Pagina's