Encyclopedie der Heilige Godgeleerdheid - pagina 222
Deel een. Inleidend deel
"
Afd.
214
Hfst.
2.
sinenter legat. Vier voorschriften
even onmisbaar zijn,
op
die,
als
die zeer zeker
,
voor den Theoloog
voor elk man, die God wil vreezen maar ;
genomen, elk
zichzelf
§ 79. GAUSSEN.
III.
specifiek theologisch karakter missen.
Uit het bovenstaande laat zich reeds vermoeden taat Gaussen in zijn rede
285
(p. is
— 326)
de utilitate Philosophiae
,,
est
de usu Philosophiae
eaque toto genere opposita opinio quippe
alii
;
ter
loquuntur sentiuntve, acsi ea nullo suo
alii
contra de Theologia actum putant
sophia advocatur "
dicam,
cum
ut
,
van
sprake
de Philosophia non
ali-
careret;
subsidium Philo-
nisi in eius
utrisque certo respectu faciam zijn eigen
principieel ingaan
een
komt
der wijsbegeerte, maar
Theologia
in
damno Theologus
nader ontwikkelen van
Bij het
echter geen
resul"
en dan luidt zijn conclusie: „libere
268);
(p.
sequar,
neutros
269).
(p.
welk
tot
ten opzichte van de wijsbegeerte moest komen. Hij
middenman. „Duplex
altoos
,
ad Theologiam
meening
is
nu
op de beteeken is
heel zijn onderscheiding hierop neer,
dat oorspronkelijk de stukken der belijdenis van den Philosophischen ballast
vrij
werden
gehouden
dat
;
sinds
menschelijke
wilkeur
deze artikelen des geloofs onder een vloed van Philosophische ter-
men begraven werken en
heeft
de
;
en dat het nu ondoenlijk
termen
gebezigde
daarin
is
,
de Theologische
te verstaan
men
tenzij
,
op zekere hoogte met de Philosophie kennis hebbe gemaakt. zoo zegt hij (p. 292), „Theologiam duplicem habere
tot
„Sequitur,"
respectum
,
ad primitivam dogmatum naturam
alterum
,
sine ulla
humanae admistione; alterum ad hoc saeculum, hanc gentem, hunc hominem, qui nostra disciplina utitur". Liefst nu industriae
had
hij
gezien
,
dat heel deze Philosophische omhaal ons gespaard
ware.
Nu
Maar
zijn
ab
iuxta dissentiat ét qui Philosophiae utilitatem ad Theologiam
iis
dit niet
geschied
slot blijft,
multum extenuant, que tarnen hiermee vast te
is
certo zijn
stellen
wat
ét qui
355
,
hij
moet men wel huilen met de wolven. zelf
eam
quodam
betoog (p.
is
om
in
immensum
respectu facere"
dan ook zijde
326).
cum
utris-
In verband
juist het
omgekeerde van
geleverd was. Breed zet
namelijk uiteen, dat Mozes enz. achtbare ;
extollunt, (p.
de goddelijke autoriteit der H. Schrift
— 461)
wat dusver van Gereformeerde
waren
cum
een aenigma noemt, „se,
,
hij
geloofwaardige menschen
dat hun verhalen van andere zijde bevestigd worden
;
dat
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1894
Abraham Kuyper Collection | 502 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1894
Abraham Kuyper Collection | 502 Pagina's