Nadere verklaring - pagina 7
I.
M. de V. Zij mij een kort bescheid geoorloofd voorkomt in de 4de § van het Voorloopig Verslag, deze §
in
vergissingen.
rakende éénzelfde chronologisch punt, op vier
stuit ik,
Twee
wat
over
vergissingen van hen die mij aanvielen en twee
van mijn kant. Ten eerste beweert de oppositie, en
dit terecht, zich
beroepende op een officieel stuk, dat reeds op 24 September 1902 geen krijgsgevangenen meer op de Bermuda-eilanden vertoefden. Dochter zake is het verwijzen naar dezen datum niets zeggend. De krijgsgevangenen toch, waarvan in deze zaak sprake is, zaten niet op de Bermuda's maar op St. Helena gevangen; gingen van daar scheep in het stoomschip The Galician, dat den 22n November 1902 afvoer; ze kwamen te Rotterdam niet vóór den lOn December aan wal; en
werden
eerst
op dien dag
in het
gebouw Caledonia aldaar feestelijk is, dat men het voorstelt, als
ontvangen. En de tweede vergissing
had
ik, in
De Standaard ingezonden
mijn aan
stuk van 28 Juni, de
uitdrukking van: „Juli 1903" gebezigd, terwijl er toch zulk een datum ganschelijk niet in voorkomt. Doch hiertegenover staat, dat ook ik mij tweemalen verschreef, lo, door te spreken van de Bermuda's, wat had moeten zijn: St. Helena, en 2o. door te gewagen van „Anderhalf jaar later", waar had moeten staan „Geruimen tijd daarna'', daar immers het tijdsverschil niet omstreeks zeventien doch elf maanden bedroeg. :
Ik
bezigde destijds gelijk toen niet anders kon, een globale
drukking. Geheel
van
het
zeven
bekende
uit
interview, in
geleden
jaren
der
aanstippend,
haast,
kon
ik
dingen niet
van zes en nader praeci-
seeren.Toch zou het de moeite niet loonen, hierop dieper in Noch de vergissingen van mijn opponenten, die ik deels lokte,
noch de mijne, doen hier
aanstonds van
uit-
het hoofd, en reeds daags na het verschijnen
iets ter zake. Ik stap
er
te
gaan.
zelf uit-
daarom
af,
Eenig doel van mijn schrijven op 28 Juni 1909 was de rauwe beaf te werpen, alsof ik mij aan het ambtsmisdrijf van mij te laten omkoopen had schuldig gemaakt. Van niets minder toch werd ik openlijk beticht, en „Lintjeshandel" was het
schuldiging van mij
nieuw gevormde woord, waarmede mijn ondersteld misdrijf den volke werd kond gedaan. Er zou mij persoonlijk in 1903, zoo stond in het eerste courantenbericht, niet minder dan f11,000 zijn geschonken, en
de
men zag f
11.000
voorbij, dat de brief van mijne dochter, waarin van
sprake
is,
niet
van
1903,
maar
eerst
van 6 April
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1909
Abraham Kuyper Collection | 28 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1909
Abraham Kuyper Collection | 28 Pagina's