Dicaten dogmatiek. Locus de Deo - pagina 17
college-dictaat van een der studenten
Inhoudsopgave.
Het Trinitarische afgespiegeld in de actie v. o n s geestelijk leven. 239 Alle hoogere actie is een processus quo aliquid ex aliquo oritur 1. Denken, 239; 2. wil, 240; 3. bewustzijn, 242. Nader geadstrueerd uit het aesthetisch gebied. 244 1. De Openbaring i. d. H. S. meestal gegeven i. d. vorm der verbeelding. 2. Chr. grijpt bij Zijn onderwijs allereerst de verbeelding aan. 3. Het principaat van het denken, niet van den wil. 245 4. Bij h. denkproces komt de persoon niet voor: alleen 3 relatiën. 247 5. Deze rel. zijn in God reëel. De behoort i. h. proces v. h. zijn. 249 „
J.
persoons
Het
II.
xvii
250
begrip.
Redenen, waarom de kerk Resumé van Hoofddeel IV. 254 CoroUarium. 254 2.
1.
DEEL
3.
dit
begrip koos, 250
III.
HOOFDDEEL
V.*)
HET WERKEN GODS. §
1.
3
Introductio.
Hierbij te
rekenen:
20.
met de vermogens, waardoor Hij werkt; het Godd. r a a d s p a n, dat en waarnaar Hij werkt
30.
het
lo.
1
werkenzelf.
3.
8
de beschouwing gebonden aan de menschelijke analogie. 3 Kennis en wil (kenmerk v. d. persoon) geen „virtutes", maar „vermogens" v. God. 6 Uitgangspunt: ons geschapen zijn naar het beeld Gods. 8 Analogice daaruit geconcludeerd: het kenn. en will. is ook in God. 9 In 't oog houden daarbij 't verschil tusschen h. oorspr. en het afgedrukte beeld 10 Ons „vermogen" is anders lo. in het rijk der heerlijkheid; 10 20. zonder zonde; 30. door de wedergeboorte, en 12 wordt altijd genomen in tegenstelling met den „actus". 14 Bij
:
God
„vermogen" volkomen actus. boven „actus" te verkiezen. (God is geen blind werkende [kracht, maar heeft persoonl. wil.) 14 Het zijn en het bewustzijn. 15 In God zijn twee vermogens het kennen en het willen. 16 Het primaat van het intellect. 17 God kent den kosmos niet door waarneming, maar uit Zijn besluit. 17 Vrije wil en zonde daarmede te rijmen door Gods positieve en negatieve kennis van de werking der krachten, die op zich zelf goed zijn. 18 Bij
het
is
„vermogen"
Toch
:
§
De Deo operante sensu generaü.
2.
27
„Opus Dei est Deus operans." ons werken geconcludeerd tot h. werken Gods. 24 30 de saamvatting van Zijne actie tegenover een intermitteerenden of dooden God. 32 Onderscheiding tusschen de opera immanentia en exeuntia. Origenes „de kosmos eeuwig coëxistent met God". 33 De H. S. hier tegenover, 34 Geen Deus otiosus, maar een Deus operans et sibi sufficiens. 37 (personalia en essent.)39 Opera ad intra Immanentia j 1. per se,
I.
Per analogiam
II.
Deus
III.
uit
operans
in
:
:
1
Opera ad extra *)
Cf.
§
1,
regel 1-5.
2.
donec exeunt
(besluiten),
i
Realisatie daarvan
\
Exeuntia. (essent.)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1910
Abraham Kuyper Collection | 948 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1910
Abraham Kuyper Collection | 948 Pagina's