GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„En zoo niet”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„En zoo niet”.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maar zoo niet, u zij bekend, o koning, dat wij ü^(^e goden niet zullen eeren, noch het gouden beeld, dat gij hebt opgericht, zullen aanbidden. Daniël 3 : 18.

»En zoo niet« is krachttaai.

De geweldenaar mint ze. De bandiet zet den reiziger, dien hij ontmoet, het pistool op de Borst, en duwt hem toe: »Uw beurs! En zoo niet^... dan vuur ik.«

Bij geoorloofd en plichtmatig geweld gaat 't niet anders. De man van de politie zal den onverlaat, die zich verzet, toeroepen: Handen thuis, en soa niet^ dan trek ik mijn sabel.

Bij de opvoeding van een lui, weerbarstig kind, moet, ten spijt van va-der en moeder, evenzoo 'gedurig gelijke toon aangeslagen: Op tijd uw werk afmaken, en zoo niet^ dan volgt straf en thuisblijven

Zelfs een arts zal tot een kranke, die zijn voorschriften niet wil opvolgen, als 't ernstig loopt, zeggen moeten: DNU geen spelen langer, ge zult 't nu innemen, en zoo niet^ dan zal dwang noodig zijn.

Zelfs een koning wiens land verongelijkt wordt, zal, zoo geen onderhandeling helpt, ten slotte tot zijn ongerechten nabuur zeggen moeten: »Nu moet 't met uw onrechtmatige daden uit zijn, en zoo niet^... dan volgt oorlogsverklaring.*

En daarom zij 't herhaald]: En zoo niet l is krachttaai, en wie die krachttaai aandurft, aarzelt niet meer, en overlegt en overweegt niet langer, maar is vast besloten. Er tintelt in die krachttaai een wil. Een ml, die straks durft en doorzet. Zulk een : En zoo niet! is 't eind van alle zachte overredingsmiddelen. Ook voor overreding is plaats. Ook aan de vermaning moet tijd gelaten. Maar als ten slotte niets baat, en niets helpt, en men geen stap verder komt, dan moet van tweeën één gebeuren: Dan moet of gij met uw ernstige bedoeling wijken voor boos verzet, oftewel dat boos verzet moet aangepakt, geknakt en gebroken worden, en het besluit om daartoe over te gaan, de laatste waarschuwing dat 't daartoe te komen staat, het dreigend »nu doen of ik tast door!« 't ligt al in dit ééne krachtwoord saamgevat; wat bij Daniël heet: En zoo niet, dan ....

Alleen maar, toen Sadrach, Mesach en Abednego dit hooge woord, deze kracnttaal tot den machtigen Nebucadnesaraandorsten, sprak er geen dreigement, , maar resolute zelfbeheersching in, opkomend uit een voor niets terugdeinzend geloof.

Volg nu den geloofsgang in deze drie treffelijke Joden.

Voor Nebucadnesar's gouden beeld zouden ze knielen. Dat moest, de Koning wenschte het. En zoo niet, dan wachtte hun de brandende oven. Dat was het: i> En zoo niet" van den geweldigen geweldenaar.

Weifelen, aarzelen, schromen Sadrach, Mesach en Abednego nu? Staan ze besluiteloos? Dralen ze om voor hun geloof uit te komen? Geen oogenblik. o, Machtig Vorst, uw beeld aanbidden, dat mogen, dat kunnen, dat zullen we niet doen. Tegenover uw dreigement en dwang stellen we ons in Gods hand. Hij is machtig ons te verlossen, en van den gruwelijken dood dien ge over ons brengen wilt, ons te redden.

Tot dusver dus nog alleen geiookvertrouwen en nog ru'et de koninklijke geloofsmoed.

Als Nebucadnesar hen ten vure doemt, zal God niet toelaten, dat zijn boos plan gelukt. Hij zal hen verlossen. En zoo is dan ook geschied. Levend zijn ze uit den vuurdood door een wonder van Gods Almacht gered.

Maar, en - hierop komt 't nu aan, bij die geloofszekerheid lieten deze drie helden 't niet, maar even scherp en kloek drong ook hun geloofsmoed naar voren.

Zeker, hun God kon hen verlossen. Maar de Heere deed dit niet altijd. De martelaars getuigen het maar al te bsng, hoe vaak en telkens onze God de woede van den woestaard gelukken liet, om juist daardoor het hooge en rijke geloof van zijn uitverkorenen te doen uitschitteren.

Die drie treffelijke zonen Israels weten dit, en daarom maken ze er zich niet met een beroep op Gods hulpe van af. Ze kruipen niet voor den dwingeland als lafaards, maar ook zetten ze de doodsgedachte niet verre, alsof God hen zeker zou uitredden.

Ze voelen ter dege wel, dat 't in (iods raad kon liggen, ook aan hen de martelaarskroon te reiken. En met het oog daarop nu durven ze 't aan, om 't Nebucadnesar in bezielde geloofstaal aan te zeggen: sOnze God kan ons uitredden. Of Hij 't doen zal, geven we aan Hem over. Maar sca niet^ zoo Hij van verre blijft en zoo straks de vernielende vlammen om ons sluipen, dan, o, Vorst, zullen we even moedig den dood in de vlammen trotseeren.

Nóg smeeken we onzen God om ons uit uw hand te redden, maar zoo niet^ ook in ons sterven blijven we onzen God, blijven we Jehovah

Voelt ge nu de vlijmende tegenstelling tusschen het slappe, egoïstische en het kloeke, Gods eer bedoelende geloof?

Dat slappe geloof is zoo geruststellend, zoo troosfelijk en zoo zoet. Wat er ook gebeurt, en ^vat u ook bedreigt, ge roept uw God maar om hulpe en stilling van het leed aan, en dan staat 't vast dat Hij u verhooren zal, en straks kunt ge dan danken want Gods hefde heeft u gered.

Nu is hier, gelijk vanzelf spreekt en de Schrift 't u telkens voorhoudt, op zichzelf niets tegen. De nood is er om ons naar God uit te drijven. Eerst als de nood prangt, leeren we 't bidden. En mag er dan verhooring volgen, dan is 't danken zoet en heerlijk.

Alleen maar, al zulk geloof faalt, als 't uw laatste grond is. Dan toch komt het er op neer, alsof Ciod er alleen was om u ter hulpe te komen, en alsof niet omgekeerd gij er zijn moet, om uw God te verheerlijken.

Hier ligt Gethsemïtné.

Zelfs uw Heiland bad, of de drinkbeker mocht voorbijgaan. Doch geen oogenblik blijft 't bij die bede om zelfbehoud. Er volgt onmiddellijk op: Tenzij dat ik hem driiike. En dit is voor Jezus de uitdrukking van wat Sadrach uitte in zijn zeggen: y> En zoo niet.t

Als druk, of nood, of geweld u overvalt, o, bid dan vrij, of God u uithelpe. Maar doe 't nooit zonder terstond in die bede uw ziel te leggen. Niet uw wenschen en begeeren, maar Gods raad en bestel boven alles.

Verhoort (iod uw bede om uitredding, heerlijk. Dan dankt ge, als om in uw dank uw ziel uit te storten.

Maar is 't in Gods raad besloten, dat uw bede niet zal verhoord worden, dan nóg heerlijker, indiqii maar vast staat, dat uw onwrikbaar en onwankelbaar geloof, ook in uw ondergang voor dit leven, u niet verlaat.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 januari 1914

De Heraut | 4 Pagina's

„En zoo niet”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 januari 1914

De Heraut | 4 Pagina's