GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Q alleen gedenken wij uws Naams.''

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Q alleen gedenken wij uws Naams.''

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

HEERE onze God, andere heeren, behalve Gij, hebben over ons geheerscht; doch door U alleen gedenken wij uws naams. Jes. JCXVI:13.

In de dagen van zijn weelde en gedijen was Israël van zijn God vervreemd eu afgedoold. Eerst toen de rampspoed insloeg, voelde 't weer een trekken naar der Vaderen God in zijn hart opwaken, maar dan een trekken dat al sterker werd, hoc meer het Gode beliefde zijn Bondsvolk weer te redden uit zijn nood.

Er 'werd toen een heerlijk en bezielend lied gezongen in het land van Juda, en dat lied trok zich geheel saam in het weer eeniglijk leunen en steunen van heel het volk op Gods raad en majesteit.

»Tot uw naam en tot uws gedachtenis, zoo weerklonk 't in dat lied, is de begeerte onzer ziel." En alsof dat nog te zwak ware uitgedrukt, volgde er aanstonds op: > Met mijn ziel heb ik U begeerd in den nacht; ook zal ik met mijnen geest, die in het binnenste van mij is, . U vroeg zoeken. Heere, Gij zult ons vrede bestellen, wint Gij hebt ons ook al onze zaken uitgericht." En dan volgt er deze diepgaande geestelijke conclusie: »Heere, andere heeren hebben over ons geheerscht, doch door Ualleen gedenken wij Uws Naams."

Die Naam des Heeren is hier in zijn rijken zin op te vatten, gehjk de Christus, met het heiligen van dien Naam het Onze Vader'vaztixc. De' Naam is de uitdrukking vaa Guds Wezen, die al zijn deugden en heerlijkheden saamvat. En zoo beduidt ook hier dat »g.edenken van Gods Naam», de aanbiddende erkentenis, dat het volk niet zich zelf gered had, maar dat't eeniglijk gered was door zijn God; en dat hierdoor hun gehecle innerlijk zielsbestaan als was saamgetrokken in dankbare aanbidding. Doch dan ook in een aanbidding, waarin de vaste en volle overtuiging zich uitsprak, dat 't alleen God was, die zijn volk tot die dankbare aanbidding kon opheffen.

Niet wij kunnen ons zelf vroom stemmen. Ook onze omgeving kan geen waarachtige vroomheid in ons te weeg brengen. Alleen God zelf i» 't, die waarachtige vroomheid in ons kan opwekken. Niet door ons zelf, o, Heere, en niet door wat de m-demensch ons toebrengt, maar tdbor^ U alleen gedenken wij uws Naams."

Zoo als God den mensch oorspronkelijk schiep, ivas er saamwerkiug van God en mensch, en zulks wel om de waarachtige vroomheid in de ziel van den mensch wakker te roepen. Na de bekecring van den zondaar keert, zij 't al zeer ten deele, toch iets van die saamwerking weder. En is eenmaal de Voleinding ingegaan, dan zal er nogmaals, zelfs nog rijker, harmonie schitteren tusschen wat uit God in ons komt, en hetgeen uit onze ziel zich naar God toebeweegt.

Thans daarentegen is er in onze ziel veeleer een gestadige neiging, om van onzen God af te zwerven, en is het enkel-van Gods zijde dat het saamleven van-onze ziel met God ons weer kan toekomen. Allefen zoo de mogendheid van zijn heiligen Naam op ons aandringt, en weer in ons dringt, komt 't in ons innerlijk wezen tot het zoeken en gedenken van Hem, aan wien we ons aanzijn danken.

Dat Jeaaja nu niet van God zelf, doch van

Gods Naam gewaagt, was natuurlijk. Goda eigen heilig Wezen staat in zulk een glans van oneindige majesteit verre hoven ons, dat gemeenschap met het eigen Wezen Gods niet voor ons is weggelegd, in den Naam Gods daarentegen Jigt uitgesproken, wat van de kennisse van Gods Wezen voor ons bereikbaar is. De Naam Gods is wat wij van den hoogen God noemen kunnen. En zoo ligt in dien Naam Gods 't alles uitgedrukt, wat in ons geloofsbewustzijn van den Heilige kan worden opgenomen.

, Er is wel vaak beproefd, om tot in Gods Wezen door te dringen, ' maar van achteren bleek dit iteeds niet anders dan valsche mystiek te zijn. Wij, menschen, weten en kennen niet» van God, tenzij God zelf 't ons geopenbaard heeft, en die openbaring nu die is het, die in den Naam Gods' ligt saamgetrokken. Het is met en naar dien Naam dat we ons iii Gods mogendheid kunnen indenken; en door het geloof in dien Naam komt het zelfbewuste gemeenschapsleven met onzen God in ons tot stand.

Als God zich zelf aan ons openbaart, en bij die Openbaring zich zelf voor ons noemt met een Naam, die in ons bewustzijn.kan indringen, dan beantwoordt ons geloof hieraan door onzen God in dien heiligen Naam te gedenken.

Een andere weg, om in de gemeenschap met onzen God in te leven, is er niet, en daarom staat er zoo stellig: tDoor U alleen gedenken wij Uws Naams«.

Niet uit ons zelf; en niet door anderen; maar alleen door Uzelf, d. w. z. door wat van U, o, God ons toekomt, en uit U in ons doordringt.

Wat we zelf onderzoeken, en wat anderen als licht op ons pad doen stralen, kan hierbij wel zijdelings behulpzaam zijn, maar zoo God zelf zich niet naar ons toebeweegt en ons in ons innerlijk wezen aaógrijpt, en in ons verborgen zielswezen ons de tintehng van een hooger leven doet gevoelen, blijft 't al schijn en uitwendig streven, maar spreekt 't' kindschap Gods niet in ons hart.

Veeleer gaat geheel onze vroomheid dan op in een uitwendig spreken over de heilige dingen; in een van buiten af bezien va» het geloofsmysterie; en in 't maken van de religie tot een gemeenschapszaak met wie evenals wij er toe neigen, om religieus te zijn. Maar het blijft dan als een voor de poorte op en neder wandelen, zonder dat we er binnen kunnen gaan, om daar binnen, in het Heiligdom zelf, iets van de majesteit onzes Gods te genieten.

Alleen waar 't God belieft ons inwendig in het middenpunt van "on» zielsleven aan te grijpen, ons uit ons uitwendig leven naar zich toe te trekken, - on» door de poorte des geloofs binnen te laten, en zoo de. binnenkamer van het HeiHgdom zich aan onze ziel te laten ontdekken, komt 't tot waarachtige gemeenschap.

Zondig als we zijn, kunnen wij zelve die poorte niet ontsluiten, en alleen zoo God zelf zijn Naam in het binnenste van ons hart voor ons uitroept, heeft in ons die heerlijke ommekeer plaats, dat we dan nu ook metterdaad, niet in schijn slechts, maar in het diepere van ons wezen Zijn Naam gedenken kunnen. En dan wordt.'t één hcmelsch verkeer met onzen God reeds hier op aarde.

Nu ligt het saimleven met onze broederen op aarde hier wel niet-buiten, doch ook dat in u èn in uw broederen uit Zich zelf het hoogere deed binnendringen, en zoo uit de diepte van Zijn Goddelijk Wezen u beide geestelijk bewerkte en alsnu door, die geestelijke saimwerking verbindt.

En dan natuurlijk kan 't Gode believen, ons als instrument van Zijn hand te gebruiken, om de geestelijke bewerking, die~ we behoeven, in ons door te zetten en te voleinden.

. Hierop rust de ouderlijke betrekking, hierop rust de geheele kerkelijke verbintenis, hierop rust het vriendschappelijk sa^mleven . in de geloofsopenbaring, kortom, geheel de openbaring van v/at ons rehgieus reeds op aarde verbinden kon.

Maar toch, ook hierbij is 't niet de moeder, noch de Bedienaar des Woords, noch de boezemvriend die dan ons innerlijk verrijken. Zij toch kunnen nooit anders do'^n, dan wat ons tot voeding of ter genezing moet zijn, uitwendig aandragen, en desnoods ons den liefdedrang bewijzen, om 't ons in ons op te dóen nemen; maar de geestelijke macht, die toch alleen de rijke en volle uitwerking kan geven, komt nooit en nimmer van de broederen ons toe, maar eeniglijk van onzen God.

. - iDoor U alleen gedenken we Uws Naams».

Zelfs in de kweeking en versterking van ons lichaam onderscheidt wie vroom is, tusschen het brood dat hem voeden moet, en den zpgen die van Boven komt, en die alleen het brood kan doen gedijen.

Altoos die tweeheid, en altoos de innerlijke sterking, ook voor het lichaam, van Boven.

Hoe zou 't dan anders kunnen, of ook geestelijk moet ons diezelfde levenswet beheerschen.

Ook ouders, ook leeraars, ook vrienden kunnen ons toebrengen wat geestelijk ons sterken-kan.

Maar toch, het geestelijk groeien en bloeien ervan komt ons alleen toe door Gods Naam.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 december 1917

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Q alleen gedenken wij uws Naams.''

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 december 1917

De Heraut | 4 Pagina's