De Vrije Universiteit en Zuid-Afrika 1880-2005 ([Deel 2]) - pagina 144

OMSTREDEN

BENOEMINGEN

chefstroom (1955) was geworden. De voordracht tot zijn benoeming dateerde al van 1964, maar was aangehouden omdat de instelling van een subfaculteit der farmacie nog niet was gerealiseerd. Zijn benoeming riep geen discussies op. Als lid heeft hij zich in het College van Decanen in 1973/74 uitgesproken tegen 'eensydige of foutiewe inligting' en tegen het opzeggen van de overeenkomst met de Potchefstroomse Universiteit. 42 Het echtpaar Gerritsma was bevriend met Beyers Naudé. Gerritsma maakte al in 1970 propaganda voor het lidmaatschap van het Christelijke Instituut onder de leden van de senaat en mw. Gerritsma was in de tijd dat Naudé huisarrest had, in 1982, betrokken bij een financiële steunactie.43 In 1970 werd de Faculteit der Letteren geattendeerd op de jonge en veel belovende linguist dr. R. P. Botha en zij deed direct een ernstige poging hem voor de afdeling Algemene Taalwetenschap te verwerven. 44 Botha was hoogleraar te Stellenbosch, had daar gestudeerd en daarna in Utrecht, waar hij wetenschappelijk medewerker en gepromoveerd (1968) was. Op 25 januari 1971 verzocht de Faculteit der Letteren curatoren, Botha te benoemen tot hoogleraar in de methodologie van de taalwetenschap.45 Het was toen de tijd van de transformationeel-generatieve grammatica van Noam Chomsky en er vond een ware methodologiestrijd plaats in de taalkunde. Botha, aldus de faculteit, was in staat om de algemene taalwetenschap op de kaart te zetten en hij was genegen, enige tijd in Nederland te doceren. Curatoren spraken vervolgens met Botha over een gasthoogleraarschap voor het cursusjaar 1972-1973 en meldden daarna dat het benodigde bedrag (honorarium en kosten van overkomst, inclusief vervanging in Stellenbosch, in totaal f 100.000) er niet was. 46 Dat gasthoogleraarschap was echter niet de bedoeling van de faculteit. Die wilde een aanstelling voor onbepaalde tijd, weliswaar 'boven de sterkte' want de faculteit had geen formatie voor hem. De faculteit herhaalde daarom het voorstel, waarop curatoren informatie in Utrecht en bij het ministerie van 47 onderwijs inwonnen en de senaat om advies vroegen. In de senatus contractus werden duidelijke vragen gesteld bij het benoemingsvoorstel van Letteren, buiten ontwikkelingsplan en begroting om. De stukken gaven niet aan, aldus een van de hoogleraren uit de bètafaculteiten, of een dergelijke 'benoeming op grond van uitzonderlijke begaafdheid voor de hand lag' - in dit geval behoorde melding gemaakt te worden van de adviezen van de zusterfaculteitten, die ech-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen