Een buitengewone plek voor bijzondere kinderen - pagina 111
Driekwart eeuw kinderstudies in het Peadologisch Instituut te Amsterdam (1931-2006)
het paedologisch instituut op eigen benen
110
voor opname in aanmerking kwamen, hadden een complexere problematiek dan voorheen. Het accent verschoof naar kinderen die in hun leefmilieu – school en gezin – zich conflictueus ontwikkelden en in een vicieuze cirkel waren beland. Daarbij kon het gaan om eetstoornissen, autisme, affectieve verwaarlozing en kinderen die retardeerden (in een vroegere kinderlijke fase terugvielen). 33 Daarnaast maakte De Wit een duidelijk onderscheid tussen observatie en behandeling. Uiteraard kwam elk kind eerst ter observatie om het behandelingsplan op te kunnen stellen. Maar er kwamen ook kinderen alleen ter observatie, vaak op verzoek van een hulpverlenende instantie. Voor hen waren de opnamecriteria ruim, al waren er wel pedagogische voorwaarden aan verbonden. Het gezin diende voldoende mogelijkheden te hebben, om via een kort contact profijt ervan te trekken en in staat te zijn de repercussies van de behandeling op de gezinsdynamiek goed te verwerken. De Wit gaf als voorbeeld: ‘Een matig begaafd tienjarig meisje met een niet al te ernstige taalstoring ontwikkelt ten gevolge van het niet mee kunnen komen een ernstige weerstand tegen de school, die ook de overige leerprestaties negatief beïnvloedt. De moeder gaat met het kind “meehuilen” in plaats van het te steunen, schuift de schuld op school en houdt haar dochtertje zodra het maar over een pijntje hier of daar klaagt, thuis. Het loopt dan op school èn thuis geheel spaak. Plaatsing op een school voor debiele kinderen wordt overwogen. Omdat de moeder zich heftig hiertegen verzet wordt evenwel interne observatie aangevraagd. De behandeling in ons instituut – tijdens de observatieperiode begonnen – brengt het kind echter vrij spoedig opgang; zij weet profijt te trekken van de extra steun die zij krijgt bij de lees‑ en taallessen. Haar zelfvertrouwen groeit, zij leert moeilijkheden beter het hoofd te bieden, kortom de hele weerbaarheid neemt toe. Met moeder wordt de hele situatie meermalen besproken. Zij gaat het probleem onderkennen en blijkt nu ook in staat meer distantie ten aanzien van haar dochtertje te nemen. Ook na thuisplaatsing – die na ongeveer 6 maanden wordt gerealiseerd – waarbij het kind op haar “oude” school terugkomt zonder een jaar “ kwijt” te zijn – blijft de toestand houdbaar. Het kind is nu voldoende bestand tegen eventueel distantieverlies van de moeder; de moeder kan voldoende distantie bewaren als het kind toch weer eens op schijnbaar onoverkomelijke moeilijkheden stuit.’ 34 Daarnaast benadrukte De Wit de interdisciplinaire samenwerking
Een buitengewone plek; Perfect Service; pag 110 2e proef
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 2006
Historische Reeks | 247 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 2006
Historische Reeks | 247 Pagina's