GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

'Het is ons een eer en een genoegen' - pagina 167

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

'Het is ons een eer en een genoegen' - pagina 167

Eredoctoraten aan de Vrije Universiteit sinds 1930

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

eredoctoraten

joanne martin (2005)

166

Sociale wetenschappen hebben een slechte reputatie. En in bepaalde opzichten niet ten onrechte. Beoefenaren van antropologie, sociologie en psychologie hebben vaak de gewoonte om wat in gewone mensentaal kan worden gezegd in ondoorgrondelijk, duur-klinkend jargon uit te drukken. Daaraan is prof. dr. H. Dahles-Schnetzinger, hoogleraar organisatieantropologie, in het bijzonder de etnografie van organisaties, aan de Vrije Universiteit ook niet ontkomen, toen zij als erepromotor van sociaal-psychologe Joanne Martin (1948) trachtte uit te leggen waarin de betekenis van haar werk school. Haar relaas staat bol van jargon. En het begon nog zo goed. Dahles-Schnetzinger legde uit dat Martin, professor in de organisatiekunde in Stanford, haar eredoctoraat verdiende met haar onderzoek naar vrouwen en minderheden in organisaties. Maar zodra Dahles-Schnetzinger uit probeerde te leggen wat nu de uitkomsten waren van dat onderzoek ging het mis. In afzichtelijk jargon (‘Generaties studenten en onderzoekers hebben onder meer door het werk van Joanne Martin geleerd om organisaties te zien als fluïde, instabiele structuren met permeabele grenzen, gedifferentieerd en gefragmenteerd en barstend van ambiguïteiten en ambivalenties, ongelijkheden en onrechtvaardigheden’) poogde Dahles-Schnetzinger uit te leggen dat Martin drie perspectieven op organisaties ontwikkelde. Het ‘integratieperspectief’ zocht naar overeenkomsten tussen de leden van organisaties, het ‘diffentiatieperspectief’ beschreef de onvermijdelijke verschillen en tegenstellingen in organisaties en het ‘fragmentatieperspectief ’ leerde dat organisaties niet gekenmerkt worden door strakke lijnen en grenzen, maar bestaan uit diverse clusters en netwerken. Alleen wie organisaties vanuit alle drie de perspectieven bekeek, kon volgens Martin goed en kritisch inzicht in organisaties verwerven. Vooral kritisch inzicht: Martin was gebeten op het ‘dominante integratieperspectief’, waarin moderne managers hun medewerkers probeerden te dwingen naar hun pijpen te dansen. De laatste jaren zocht Martin steeds meer een uitweg in het ‘fragmentatieperspectief’: een organisatie zou meer ruimte moeten bieden aan verschillende belangengroepen in organisaties – en aan uiteenlopende wetenschappelijke opvattingen in de academische wereld. Want universiteiten mochten zich in de warme belangstelling verheugen van Martin. De tempel

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 2007

Historische Reeks | 191 Pagina's

'Het is ons een eer en een genoegen' - pagina 167

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 2007

Historische Reeks | 191 Pagina's