Zestiende Jaarverslag van de Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerde Grondslag - pagina 27

XXV

Maar zal het daartoe komen, dan moet ook waarlijk de stemming des harten een heilige zijn; moet alle eigen inzicht gedood, alle eigen eer wegvallen, om enkel en alleen de eer des Heeren te zoeken en te bedoelen — moet er een gedurig gebed zijn om de leiding des Heiligen Geestes, opdat Die in alle waarheid leide en heiligende genade schenke. Het is voor niemand in onzen kring een verborgen zaak, hoe onze verwachtingen, die wij in het vorigjaarverslag uitspraken, niet zijn verwezenlijkt mogen worden. Nadat wij in genoemd verslag melding gemaakt hadden van onrust, die bij sommige broederen was ontstaan omtrent de voldoende inachtneming der handhaving van art. 2 der Statuten (welk artikel bepaalt, dat de Vereeniging voor alle onderwijs, dat in hare scholen gegeven wordt, geheel en uitsluitend op den grondslag der Gereformeerde beginselen staat) — mochten wij er tot onze blijdschap terstond op laten volgen, dat, naar aanleiding van ernstige samensprekingen in den boezem van den Senaat over deze gewichtige zaak, onze Hoogleeraren tot de overtuiging gekomen waren, dat, om de zoo noodzakelijke eenheid in het onderwijs te bevorderen, meerder gemeenschappelijk onderzoek en onderlinge behandeling der beginselen gewenscht was. Mitsdien zonden zij ons de verklaring, welke in het vorig jaarverslag is overgedrukt, en waarin zij de toezegging deden, dat van nu voortaan dat gemeenschappelijk onderzoek, onder inroeping van de hulpe Gods, ook zou plaats hebben. *) Daarmede meenden wij, dat de onrust voorshands zou zijn weggenomen. Immers daaruit bleek tweeërlei: vooreerst, dat de volle beteekenis van de toepassing der Gereformeerde beginselen op elk gebied van wetenschap voor hen zelven nog niet tot voldoende klaarheid was gekomen; en voorts, dat zij door gemeenschappelijk onderzoek, onder inroeping van de hulpe Gods, van lieverlede daartoe hoopten te geraken. Ondanks deze moedgevende verklaring heeft men gevreesd niet te moeten afwachten, of de toegezegde samensprekingen der Hoogleeraren tot meerdere eenheid en klaarheid zouden hebben geleid. Vooral de wijze, waarop nu reeds het verzoek werd gedaan, om van uit den boezem, der Vereeniging een onderzoek in te stellen naar het bestaande geschil, wat de beteekenis *) Abusievelijk staat in het 15e jaarverslag aan t e t hoofd van die verklaring de datum opgegeven 33 Maart 1894, hetwelk had moeten zijn: 23 Maart 1895. '

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Terug naar resultaten Printen