Negentiende Jaarverslag van de Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerde Grondslag - pagina 27

XXV

onzen correspondent in Pretoria werd ook daar voor onze vereeniging het vooruitzicht op meer vaste bijdragen geschonken. "Wat ons alle hoop geeft dat velen van de broeders, die daar een nieuw vaderland vonden, ook hun zedelijken en stoffelijken steun aan onze vereeniging niet zullen onthouden. Dit in rustige stilheid voortzetten van haar taak, het is waar, zonder opzien naar buiten te maken, gaf aan die buiten zijn wellicht den indruk eer van inzinken dan van opleven; toch weet, wie met het innerlijk leven onzer Vereeniging bekend is, wel beter. Ziet men om iets te noemen op het zooveel grooter aantal studenten dan vroeger, dat sedert de laatste twee jaren, met name de lessen onzer juridische faculteit volgt, dan is van alles eerder dan van inzinken sprake. Ook blijkens het toenemend getal van hen, die voor de wetenschap der letteren gevormd worden. Toch is er een zaak, het mag niet verheeld, die ons directeuren wel niet met bezorgdheid, maar toch met zorg vervult, en wel het klein getal onzer hoogleeraren — al weten wij ook dat.door heu overvloedig gearbeid wordt. Directeuren wenschen dan ook niets liever dan hierin zoo spoedig mogelijk verandering te zien intreden. Reeds namen ze het initiatief en werden zij, bij wien het staat de voordracht voor benoemingen van professoren te doen, uitgenoodigd daartoe zoo eenigszins mogehjk over te gaan; te meer omdat uit financieel oogpunt de aanvulling op geen overwegende bezwaren stuit. Dan, ook al mocht dit nog, onverhoopt, niet in de naaste toekomst geschieden, bezorgd zijn zij in geenen deele. Integendeel." Met het vast kapitaal der liefde van het Calvinistische volk, vast omdat deze liefde niet slechts personen maar beginselen geldt; met de mannen die God in onze hoogleeraren schonk en liet; met het steeds toenemend getal der studenten aan onze stichting; en boven dit alles met het bewustzijn van God, den Heere des hemels en der aarde^ voor ons te hebben, — zijn zij vol moed voor de toekomst. Op de laatste jaarvergadering herinnerde de hoogleeraar Geesink nog eens aan vyat Dr. Kuyper schreef in 1880: „dat onze Stichting,, indien zij binnen een tijdsverloop, b.v. van vijftig jaren, niet bleek tot ontwikkeling van meerdere organen te kunnen geraken, wel terdege hare pretentie van een opkomende Universiteit te zijn, zou aioeten laten varen.'^ Welnu, nog meer dan dertig jaren zijn wij van die vijftig verwijderd en de Universiteit is reeds tot ontwikkeling van meerdere organen geraakt. In de goede gunste onzes Gods zal zij zich blijven ontwikkelen. De Heere zal het voorzien. Op Hem en Hem alleen is ons vertrouwen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen