Jaarboek 1964 - pagina 118
van buiten aan hem geschonken; het wordt hem toegeworpen. Maar bovendien is daarmede voor H. de laatste grond van het geloof in God aan dit geloof ontnomen. God behoort evenals een mens, een sprinkhaan en een slaapkamerameublement tot het zijnde. Hij is allerminst het Zijn. Vandaar, dat de Zijnsopenbaring voor Heidegger iets totaal anders is dan de zelfopenbaring van ,,een god of van goden". Het zelf-zijn van God is in deze nieuwe Zijns-leer in principe onderwoeld. Daarmee ook het zelf-zijn van de mens. Bultmann kan op deze nieuwe zijnsleer een beroep doen, omdat hij zich met behulp van haar kan ontdoen van de existentie-filosofische vrijheidsleer en haar antropocentrisch humanisme. En hij doet het hier dan ook. Maar zelf blijkt hij hier toch wel gevaar te zien. Want onmiddellijk distancieert hij zich er van, door te schrijven: „Es versteht sich von selbst, dasz solche Reflexion nicht eine Legitimation des begegnenden Wortes Gottes im christlichen Sinne sein kann". Hier moeten wij het mee doen: „Het spreekt vanzelf". Maar waarom dan een beroep op Heidegger gedaan ? En waarom dan wel volgehouden, dat Heidegger's leer het christelijk geloof in het „Ereignis" van het actuele Woord Gods in de „Gegenwart" kan „klaren" ? Heidegger's leer kan dit ,,klaren" nadat zowel de voorafgaande Existenzial-Analytik" als ook de Paradox ondersteboven zijn gelopen. Dat er dan echter een nieuwe metafysica is ontstaan, die van het „Zijn van het Zijn", moet B. dan even op de koop toe nemen. Evenals de nieuwe zekerheid, die deze nieuwe metafysica biedt. Inderdaad, het spreekt vanzelf, dat B. weer haastig afscheid moet nemen van deze Heidegger. O m met de ouderwetse Existenzial-Analytik en de Paradoxleer weer verder in zee te gaan. Hij wil dan ook niet met behulp van deze nieuwe Heidegger een soort apologetiek van het christelijk geloof schrijven. Het zou o.i. ook alleen maar een nieuwe aporetiek kunnen worden. Een aporetiek, waarin Heidegger's Zijnsleer en de Bijbelse openbaringsleer beide op het Procustusbed ener nieuwe paradoxalistische synthese zouden worden gepijnigd en misvormd. Maar dusdoende is B. niet van J. af. Met zijn beroep op Heidegger werpt hij de duivel met de duivel uit. Haastig keert hij daarom op zijn schreden terug. O m in zijn oude „zekerheid" en de vrijheid, resp. het geloof in deze zekerheid, terug te vallen: De Zekerheid van de Existenii8
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1964
Jaarboeken | 170 Pagina's